Verharding van het hart is een Bijbelse term waarmee wordt aangegeven dat iemand zich van God keert.
Een van de eerste keren waarin wordt gesproken dat iemand zijn hart verhard is bij de farao ten tijde van de tien plagen. We lezen dat God zegt dat hij het hart van de farao zal verharden (Ex. 4:21) om vervolgens bij de eerste plagen te zien dat farao zelf zijn hart verhard (Ex. 7:13, 23; 8:15, 19, 32; 9:7), daarna zien we dat God het hart van de farao verhard (Ex. 9:12, 35; 10:1, 20, 27; 14:8).
Ook van de zonen van Eli wordt dit gezegd (1 Sam. 2:25) en later van de Israëlieten als ze werden bedreigd door de Filistijnen (1 Sam. 6:6). In het Nieuwe Testament wordt het gezegd over de farizeeën (Mark. 3:5) en de ongelovigen (Ef. 4:18; 2 Thes. 2:11).
Terwijl de gelovigen juist worden opgeroepen om niet hun hart te verharden (Hebr. 3:8, 15; 4:7).