Wierook, product van de wierookboom (Boswellia carterii).
In de Bijbel komen we wierook voornamelijk tegen als specerij in zowel het Oude als in het Nieuwe Testament, waarbij we zelfs verwijzingen vinden dat het uit Scheba wordt gehaald (Jes. 60:6; Jer. 6:20). Daarnaast zijn er ook een tweetal vage verwijzingen in Hooglied waaruit men zou kunnen opmaken dat de boom ten tijde van koning Salomo ook in de nabijheid van Israël groeide (Hoogl. 4:6, 14). Deze גִּבְעַ֖ת הַלְּבֹונָֽה giḇə‘aṯ halləḇwōnâ, de 'heuvel van wierook' wordt ook genoemd door Florus (Florus, The Epitome of Roman History, 1.40.29) toen Pompeïus de Grote via de Libanon naar Damascus door 'bossen van wierook en balsem' optrok. Het is echter aannemelijker dat in deze passages een andere boom of plant wordt bedoeld, zo stelt Plinius (Plinius, Natural History, ix.62) dat in de Libanon een grassoort 'Libanotis' groeit welke de geur heeft van wierook (vermoedelijk bedoeld hij een kruidkerssoort, Lepidium).
Een van de eerste plekken waar wierook wordt genoemd is als onderdeel van de dienst in de tabernakel en in het bijzonder werd het gebruikt als het heilige reukwerk ten behoeve van het reukofferaltaar (Ex. 30:34). In de Talmud (Babylonische Talmud, Kerithoth 6a) wordt vermeld dat men jaarlijks 350 pond wierook nodig had voor de tempeldienst.
Het Hebreeuws לְבֹנָה ,לְבוֹנָה en het Grieks λίβανος, λιβανωτός, wordt zo genoemd naar de witte kleur van de hars (Plinius, Natural History xii.32).
Het kiemingspercentage van de zaden van de wierookboom ligt tussen de 1% en 10%, een van de voornaamste redenen waarom er bijna geen nieuwe aanwas in de natuur is. En een reden waarom de prijzen van het product enorm hoog zijn.
Reeds in de Bijbel wordt gesproken dat de wierook uit Scheba wordt gehaald (Jes. 60:6; Jer. 6:20) en ook tegenwoordig zien we dat de kustgebieden van Jemen en Oman nog steeds tot de belangrijkste productiegebieden behoren naast delen van Noord-Somalië en de commerciële plantages in Ethiopië.
De Griekse geschiedschrijver Herodotus zegt het volgende over deze bomen: "Door deze [=styrax] te verbranden winnen zij de wierook, want de wierook dragende bomen worden bewaakt door gevleugelde slangen van geringe grootte en bont uiterlijk, die in groot aantal om elke boom huizen…" (Herod. iii.107, vert. Onno Damsté).