Kruisiging
ἀνασταυρόω G388 "kruisigen", σταυρόω G4717 "kruisigen, palissaderen, staken in de grond drijven", συσταυρόω G4957 "kruisigen (tegelijkertijd)",

Zie ook: Beeldbank, Doodstraf, Kruis,

Kruisiging is een methode om iemand ter dood te brengen, waarbij het slachtoffer wordt vastgebonden of vastgenageld aan een kruis en blijft hangen totdat gewoonlijk de dood erop volgt.

Inhoud

Een van de meest algemene doodstraffen in het Romeinse Rijk was de kruisdood, iedereen in die tijd wist hoe dat ging en wat dat betekende. Het kruisigen is niet een Romeinse uitvinding, maar hebben het overgenomen van de Phoeniciërs, toen zij deze in Carthago overwonnen. Of de Phoeniciërs de uitvinders waren is niet zeker, ook de Perzen hadden een soortgelijke doodstraf, door de misdadigers op een paal te spietsen (Esth. 7:10).

In ieder geval namen de Romeinen, praktisch als ze waren, het over en perfectioneerden het met een wetenschappelijk uitgedachte methodiek om een maximale pijn te veroorzaken en deze dusdanig te doseren dat ze de lengteduur van de doodstrijd konden regelen. Deze vorm van terechtstellen is bijna 1000 jaar in gebruik geweest en werd uiteindelijk in 337 door Constantijn de Grote afgeschaft.

De Romeinen gebruikten de kruisiging als straf, alleen bij ernstige misdaden zoals hoogverraad, moord en desertie uit het leger en werd in het begin vooral toegepast bij slaven en krijgsgevangenen. Romeinse burgers waren bij de wet beschermd voor deze vorm van terechtstelling. Daar de uitvoering van deze straf een openbare gelegenheid was, is het niet verwonderlijk dat buiten iedere stad één of meer kruizen permanent stonden opgesteld. Dit is te vergelijken met het schavot en de galg die vroeger in onze streken stonden opgesteld (in Culemborg staat er overigens nog steeds een schavot, bij de kerk). Het was gebruikelijk dat de veroordeelden geheel naakt deze dwarsbalk (=patibulum) zelf naar de plaats van executie droegen. Dat was meestal een extra pijniging want meestal was het slachtoffer vooraf al gegeseld en al met beide armen uitgestrekt aan die balk vastgebonden. Zo rustte het gewicht in feite op de uitsteeksels van de bovenste rugwervels en de laagste nekwervels. Mocht de veroordeelde onderweg struikelen dan werd hij meestal ernstig gewond, want hij viel voorover plat op zijn gezicht. Daarbij kreeg hij nog het gewicht van de balk in zijn nek. Hij kon zijn gezicht niet beschermen daar zijn handen wijd uitgestrekt aan het stuk hout vastgesnoerd waren (B. Smalhout, p. 144-145).

Het probleem van dit soort openbare terechtstellingen is dat de mensen er aan wennen en de straf devalueert, terechtstellingen gebeurden dan ook in steeds grotere regelmaat. Het werd op een gegeven moment een volksvermaak, massa executies in circussen, arena's die er uit zagen als een woud met kruizen kwam voor. Nadat de Spartacus opstand (71 v.C.) was neergeslagen stonden alleen al langs de Via Appia meer dan 6400 kruizen. Nero liet duizenden kruisigen, waaronder Petrus en Paulus.


Kruisiging in de Oudheid, door Joe Zias
Ongetwijfeld was één van de wreedste en meest vernederende vormen van straf, met uiteindelijk de dood tot gevolg, in de oude wereld, volgens oude bronnen de kruisiging. De Joodse historicus Josephus beschreef dit het best na de belegering van Jeruzalem door de Romeinen in 66-70 n.C. als "het meest ellendige van sterfgevallen" (Oorlogen, 7:203) terwijl in Seneca's Brief 101 aan Lucilius hij debatteert dat zelfmoord te prefereren is boven het wrede lot van te worden gehangen aan het kruis. De wijdverspreide vrees voor kruisiging was zo erg dat Josephus rapporteerde dat na de Romeinse belegering van Jeruzalem in 70 n.C., de bedreiging alleen al door de Romeinen om een Joodse gevangene te kruisigen, voldoende was voor het Joodse garnizoen dat in Machaerus was gelegerd, om in ruil voor het veilig verlaten van de stad, zich over te geven (Oorlogen, 6:4).


Oorsprong
Deze vorm van straf, welke wijd-verspreid was over het Romeinse Imperium dat Europa, Noord-Afrika en Westelijk Azië omvatte, ontstond verscheidene eeuwen vóór de algemene jaartelling en duurde voort tot in de vierde eeuw n.C., toen deze praktijk door de Romeinse keizer Constantijn werd beëindigd. Hengel schrijft in zijn monumentale werk Crucifixion (1989: 22-23) dat over het algemeen schrijvers het er over eens zijn dat de oorsprong in Perzië lag, zich daarbij baserend op het geschriften van Herodotus, de praktijk ook terug te vinden is onder de Indiërs, Assyriërs, Scythen, Tauriërs, Kelten, Grieken, Seleuciden, Romeinen, Britten, Numidiërs en Carthagiërs. Waarbij de laatstgenoemden de kennis van deze praktijk kunnen hebben overgebracht aan de Romeinen. Hoewel zijn oorsprong in oudheid vaag is, is het duidelijk dat deze vorm van doodstraf bijna 900 jaar duurde, beginnend met de kruisiging van 3.000 gevangenen Babyloniërs in 519 v.C. (Encyclopaedia Britannica, 1993, Vol.3, p.762) door Darius (550-485 v.C.) en eindigend met de Romeinse keizer Constantijn in 337 n.C., dus tientallen zo niet honderdduizenden individuele slachtoffers werden aan deze wrede en vernederende vorm van straf onderworpen. Soms waren dit massa executies, waarbij honderden tot duizenden stierven, zoals de bekende kruisiging van 6.000 aanhangers van Spartacus, als deel van een overwinningsfeest in 71 n.C. (Bella Civilia I.120).

Terwijl veel mensen denken dat de kruisiging alleen voor misdadigers was gereserveerd, verwijzend naar passages zoals van Plutarchus (46-120 n.C.) dat "iedere misdadiger die tot de dood werd veroordeeld zijn kruis op zijn rug moest nemen" (Mor.554A/B), blijkt uit de literatuur dat ook andere klassen aan deze straf onderworpen werden. Alexander de Grote had 2.000 overlevenden van de belegering van Tyrus gekruisigd op de kusten van het Middellandse-Zeegebied (Curtius Rufus, Hist. Alex. 4.4.17) terwijl ten tijde van Caligula (37-41 n.C.) Joden werden gemarteld en gekruisigd in het amfitheater ter vermaak van de inwoners van Alexandrië. Vrouwen worden zelden tot nooit vermeld in de oude Joodse bronnen, op een tweetal passages in de Mishna na, in Traktaat Rouw (2.11) waar wordt gesuggereerd dat de vrouwen eveneens geofferd werden. De tweede verwijzing wordt gevonden in Sanhedrin 6.5 waar Simeon b. Shetah vermeld dat 70 of 80 tovenaressen in de stad van Ashkelon werden gehangen. Desnietemin, aangezien de kruisiging veel voorkwam bij slaven, kan men veronderstellen dat in de oude wereld het gebruik niet zo zeer door het geslacht werd bepaald, maar hoofdzakelijk door de klasse waar men toe behoorde.

In het oude Israël was de kruisiging onder de Joden zeldzaam op een enkele uitzondering na, zoals bij verraad, waarbij men in eerste instantie gestenigd werd en later aan een boom werd gehangen.1

Voorts, wanneer in iemand een zonde zal zijn, die het oordeel des doods [waardig is], dat hij gedood zal worden, en gij hem aan het hout zult opgehangen hebben; Zo zal zijn dood lichaam aan het hout niet overnachten; maar gij zult het zekerlijk ten zelven dage begraven; want een opgehangene is Gode een vloek. (Deut.21:22)

Er is één opmerkelijke uitzondering op deze passage waarin Joodse slachtoffers eerst via kruisiging werden gedood, in plaats van gehangen te worden aan een boom na dood. Het betreft het geval met de hogepriester Alexander Janneus, waarin 800 Joden in Jeruzalem in 87 v.C. vóór hun vrouwen en kinderen werden gekruisigd. Terwijl hangend aan het kruis, de vrouwen en de kinderen vervolgens voor hun ogen werden afgeslacht (Fl. Josephus Oudheden. 12:256). Misschien was één van de unieke aspecten van Joodse kruisiging van vrouwen, dat zij met het gezicht naar het hout werden gekruisigd, terwijl veroordeelde mannen met hun rug naar het kruis werden gekruisigd (M. Sanh. 6.4).

Als probaat afschrikmiddel in de oude wereld, werden veel van de slachtoffers gekruisigd op de plaats van misdaad zoals het geval was met dieven of bij de belangrijkste doorgangen van de steden. Deze situatie wordt misschien het best beschreven door Quintilian (35-95 n.C.) dat "wanneer wij schuldigen kruisigen, worden de drukste wegen gekozen, zodat de meeste mensen het kunnen zien en door vrees worden bewogen. Want sancties ter vergelding hebben meer effect, als het verband zichtbaar wordt gemaakt" (Decl. 274). Verder bewijsmateriaal voor deze walgelijke openbare vertoning van de slachtoffers wordt gevonden in The Lives of the Caesars, of zoals Suetonious (Vesp. 5.4) meld dat een hond met de hand van een gekruisigde man, die langs de weg hing, wegloopt en onder Vespians ontbijttafel liet vallen. (Rolfe).

Aangezien één van de belangrijkste doelstellingen van deze wrede methode van straffen het afschrikmiddel was, bedacht de Romeinse overheid diverse middelen waardoor het slachtoffer op het kruis dagenlang, voor de toeschouwers in leven kon blijven, voordat hij uiteindelijk bezweek. De manier waarop de slachtoffers werden gekruisigd gebeurde dan ook niet volgens vaste voorschriften, maar leek afhankelijk van het aantal individuen in kwestie, de sadistische vindingrijkheid van de beulen en de tijd die nodig was om dit schouwspel uit te voeren om zo het maximale afschrik effect te hebben.

Het slachtoffer een nette begrafenis geven na dood op het kruis, was tijdens de Roman periode een zeldzaamheid en in de meeste gevallen meestal verboden om zo de vernedering voort te zetten. In veel gevallen werd het slachtoffer vaak op de plaatselijke vuilnis stortplaats van de stad geworpen of werd op het kruis achtergelaten, als voedsel voor de wilde dieren en roofvogels. Juvenal schrijft dat in Rome "de gier zich haast van het dode vee, de honden en de kruisen om het aas aan haar kleintjes te brengen" (Satires 14.77f). Hierbij is de vermelding van honden en kruisen in deze passage interessant aangezien Plinius (NH 29.57) schreef dat honden ook door de Romeinen werden gekruisigd toen zij de burgers van Rome niet alarmeerden bij een aanval van de Galliërs op het Capitool. Ter herdenking hiervan werden de honden in het oude Rome ieder jaar in de maand Augustus massaal gekruisigd.


Voetnoten


Archeologisch bewijsmateriaal

In Giv'at ha-Mivtar zijn in 1968 de restanten gevonden van een zekere Johanan ben Ha-galgula die gekruisigd was.

Naast dit fysieke bewijs is er ook veel indirect bewijs gevonden, zoals de Alexamenos graffiti, gevonden op de Palatijn te Rome, waar Jezus als een ezel wordt afgebeeld en wordt gedateerd op ca. 200 n.C.. De Griekse tekst ΑΛΕ ξΑΜΕΝΟϹ ϹΕΒΕΤΕ ϑΕΟΝ, waarbij ϹΕΒΕΤΕ een alternatieve spelling is van ϹΕΒΕΤΑΙ waardoor we de tekst moeten opvatten als Ᾰλεξᾰ́μενος σέβεται θεόν en wat zoveel betekent als "Alexamenos aanbid [zijn] God" (Richard Viladesau, p. 46). Deze afbeelding wordt ook beschouwd als een van de bewijzen van christenvervolging uit die tijd.


Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!