Struikrover, iemand die vanuit een hinderlaag reizigers berooft.
In Job 5:5 wordt onder het woord צמּים (tsammîym) "struikrover" verstaan, in de kanttekeningen vinden we de volgende verklaring "Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk een, die lang en wild haar heeft, gelijk moordenaars en struikrovers plegen te hebben". Blijkbaar zagen struikrovers er in die periode er wild uit. Een vermoedeljke verwijzing naar struikrovers met lang haar vinden we in Psalm 68:22.