Resheph
רֶשֶׁף H7565 "vlam, bliksem, koortsvuur, ziekte, vurige kolen",

Zie ook: Pestilentie,

Bijbel

Als we in Job 5:7 lezen, dan zien we dat in de grondtekst in plaats van "vurige kolen" gesproken wordt over "de zonen van Resheph". De vraag komt dan meteen op wat of wie zijn "Resheph's zonen"? Is het een metafoor voor vlammen, vonken of bliksem, zoals in de meeste vertalingen wordt gebruikt?

Kijken we in de niet Bijbelse literatuur dan zien we dat Resheph kan worden vergeleken met Nergal, de Mesopotamische god van de pestilentie en de onderwereld (R. Fyall, p. 118). In Ugaritisch wordt Resheph de "Heer van de pijl" genoemd, al dan niet verwijzend naar zijn bekwaam gebruik van de bliksem (als god van de bliksem).

Ook in het Egyptische pantheon van afgoden komt Resheph voor als Ršp de god van/tegen de ziekte.

Kijken we in de Bijbel dan zien we dat in Deut. 32:24 het woord parallel met qeteb ("vernietiging") en in Hab. 3:5 met deber ("pestilentie") wordt gebruikt, in het meervoud wordt het woord gebruikt voor bliksem (Ps 78:48). In Psalm 76:4 echter, zijn de "resheph's" de "pijlen" van de boog en een toevoeging aan het schild, het zwaard en de veldslag.

Als we in het woordenboek van Gesenius kijken, dan zien we dat hij het het vertaald met "zonen van de bliksem", waarmee hij dan roofvogels bedoeld die net zo snel vliegen als de bliksem. Ook in de LXX vinden we deze vergelijking.

De vraag is dan ook is hier sprake van afgoden, of een dier. Zelf denk ik dat in deze tekst wordt alleen maar de vergelijking wordt getrokken met, een mens [die] voor het ongeluk is geboren zoals vonken of vogels omhoog vliegen.


Aangemaakt 22 december 2008


Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!