Kedor-laomer
כְּדׇרְלָעֹמֶר H3540 "Kador-laomer, Kedorlaomer",

Zie ook: Beeldbank, Personen, Namen,

Kedor-Laomer (Hebreeuws כְּדׇרְלָעֹמֶר H3540), een persoon in de Bijbel.

Inhoud

Bijbel

כדרלעמר Kedor-Laómer ("dienstknecht van Lagamar")  koning van Elam; wordt alleen in Genesis 14 genoemd.


Identificatie

Dat de naam van Elamietische oorsprong is blijkt uit het feit dat de eerst helft van de naam ook voorkomt bij verschillende andere Elamietische koningen: Koedoer-Maboek, Koedoer-Nachoente, Koedoer Ellil. Ook het tweede gedeelte van de naam is bekend als de naam van een Elamietische godin Lagamar, hoewel deze niet in de Elamietische literatuur is terug gevonden, wel komt deze naam voor in 3 late Babylonische legenden. In 2 van deze tabletten is naast de Elamitische koning ook nog vermelding van een zekere Eri-Aku of Eri-Akua, zoon van Durmah-ilani, en één van de tabletten verwijst naar Tudhul(a) of Tidal.

Was hij de Elamietische koning Kudur-lahgumal?

Bezwaren zijn gemaakt tegen de identificatie van Kedor-Laómer met de Kudur-lah(gu)mal van deze teksten, sommige Assyriologen hebben botweg de mogelijkheid geweigerd, terwijl anderen van mening zijn dat, hoewel deze namen respectievelijk degenen waren met wie zij zijn geïdentificeerd, zij toch niet de personages waren welke vermeld in Gen 14. Velen anderen hebben helemaal geen oordeel gegeven. De belangrijkste reden voor de identificatie van Kudur-lah(gu)mal(?) met Kedor-Laómer is de associatie met de namen Eri-Eaku en Tudgul(a) welke gevonden zijn op twee van de documenten. Geen duidelijke verwijzingen naar de expeditie tegen de steden van de vlakte zijn gevonden in deze teksten.

Kudur-lahgumal en de Babyloniërs

De langste van de twee proza stukken (Brit. Mus., Sp. II, 987) verwijst naar de relatie van de hemel naar de vier regio's, en de roem, die hij (Merodach?) had ingesteld voor (de Elamieten) in Babylon, de stad van (zijn) glorie. Dus (? de goden), in hun trouwe (of eeuwig) raadsman, kondigde af aan Kudur-lahgumal, dekoning van Elam (hun favoriet?). Hij kwam naar beneden, en (voerde uit) wat goed was voor hen, en oefende zijn heerschappij uit in Babylon, en in de stad van Kar-Dunias (Babylonië). Echter aan de macht, handelde hij op een wijze die niet aangemaam was voor de Babyloniërs, want hij hield van de gevleugelde kippen, en trok de hond voor met gebroken bot. "Welke (?) koning van Elam was er die (ooit) (gunst toonde aan ?) de schrijn van E-saggil?" (E-sagila, de grote tempel van Beluš in Babylon).

De zoon van Eri-Ekua

Een brief van Durmah-ilani zoon van Eri-Ekua (Arioch?) wordt op dit punt aangehaald, en misschien vormt een rechtvaardiging voor de zinnen die voorafgegaan, die redenen geven voor het optreden van de inheemse heerser. Door de verminking van de inscriptie is de betekenis en de volgorde ervan zeer moeilijk te volgen.

Durmah-ilani, Tudhul(a) en Kudur-lahmal

Het minder gave fragment (Sp. III, 2) bevat, in de buurt van het begin, het woord hammu, en als dit is, zoals professor F. Hommel heeft voorgesteld, een deel van de naam van Hammurabi (Amraphel) is, zou naar alle waarschijnlijkheid de identificatie van Kudur-lahgumal (?) met Kedor-Laómer buiten twijfel zijn. Deze inscriptie luidt dat Merodach, in de trouwheid van zijn hart, omdat de leider niet ondersteunde (de tempels van Babylonië) moest worden gedood met het zwaard. De naam van Durmah-ilani komt vervolgens voor, en het lijkt erop dat hij deze opdracht uitvoerde, en Babylon en de tempel E-saggil werden verwoest. Hij werd echter waarschijnlijk door zijn zoon vermoord, en alle ouden en jongeingen (werden gedood) met het zwaard. Toen kwam Tudhul(a) of Tidal, zoon van Gazza(ni?), die ook de opdracht uitvoerde, en nogmaals verwoestten de wateren Babylon en E-saggil. Vevolgens werd Tudhul(a), op zijn beurt door zijn lot getroffen, want "zijn zoon verbrijzelde zijn hoofd met het wapen van zijn handen." Op dit punt is er een verwijzing naar Elam, de stad Ahhea (?), en naar het land van Rabbatum, die hij (als  koning van Elam?) zou hebben verwoest. Of dit verwijst naar een expeditie naar Israël of niet is onzeker, en  is zeer onwaarschijnlijk, zoals blijkt uit de volgende zin die spreekt van een verwoesting toegebracht in Babylonië.

Het lot van de zondige leiders

Maar een ongewenst lot haalde deze heerser eveneens, want Kudur-lahmal (= lahgumal), zijn zoon, doorboord zijn hart met het stalen zwaard van zijn gordel. Al deze verwijzingen naar de gewelddadige dood zijn blijkbaar aangehaald om het vreselijke einde van bepaalde koningen, "Heren van de zonde," op wie Merodach, de koning van de goden, boos was.

De poëtische Legende

De derde tekst is van een poëtische aard, en verwijst meerdere malen naar "de vijand, de Elamitische" - blijkbaar Kudur-lahgu(mal). In deze opmerkelijke inscriptie, die, zelfs in zijn huidige slechte staat, 78 regels bevat, wordt de vernietiging in detail uitgewerkt. Trapt de deur (van de tempel) van Istar omver; veroverd Du-mah, de plaats waar het lot werd uitgepsroken, en verteld zijn krijgers om de buit en de goederen van de tempel te annexeren.

Kudur-lahgumal's misdaden

Hij was echter bang om over te gaan tot de extremiteiten, daar de god van die plaats "flitste als de bliksem, en schudde de (heilige) plaatsen." In de laatste twee alinea's staat dat hij zijn gezicht naar beneden naar Tiamtu (de zeekust) richtte, waarheen Ibi-Tutu, blijkbaar de koning van dat district, zich haastte en een pseudo-staat stichtte. Maar de Elamiet lijkt daarna weer naar het noorden toe te zijn getrokken, en na een bezoek aan Borsippa, in de buurt van Babylon, en bewandelde "de weg van de duisternis - de weg naar Mesku" (Mesech?). Hij vernietigde het paleis, onderwerpte de vorsten, en haalde buit van alle tempels en nam de goederen (van de mensen) naar Elam. Op dit punt is de tekst afgebroken.

De belangrijkheid van deze reeks

Waar deze opmerkelijke opschriften vandaan kwamen zouden er meer van dezelfde aard moeten zijn, en als deze worden gevonden, zal het mysterie van Kedor-Laómer en Kudur-lahgumal waarschijnlijk worden opgelost. Op dit moment kan alleen worden gezegd, dat de namen verwijzen naar de vroege periode van de Elamitische vorsten genaamd Kudurides, voordat het land van Tiamtu of Tamdu werd bewoond door de Chaldeeërs. Kennelijk was het een van de heroïsche perioden van Babylonische geschiedenis, en een onbekende schrijver van ongeveer 350 v.C. had een aantal teksten met betrekking hierop verzameld. Alle drie de tabletten werden gekocht (niet opgegraven) door het British Museum (Journal of the Victoria Institute, 1895-96, and Professor Sayce in Proceedings of the Society of Biblical Archaeology (1906), 193 ff, 241 ff; (1907), 7 ff.).


Aangemaakt 31 mei 2009, laatst gewijzigd 17 maart 2019


Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!