Humor, grap, spot
εὐτραπελία G2160 "scherts, grap, humor, geestigheid, snaaksheid", לָעַג H3932 "onverstaanbaar, belachelijk, bespotten, spotten, honen",

Humor (Grieks εὐτραπελία G2160) is het vermogen om iets wat grappig, amusant of geestig is aan te voelen, te waarderen of tot uitdrukking te brengen.

Inhoud

Bijbel

De enige plek waar het woord humor in de Bijbel voorkomt is Ef. 5:4 waar het woord εὐτραπελία eutrape'liaG2160 in de betekenis van "scherts, grap, humor, geestigheid, snaaksheid"

Afhankelijk van de definitie van humor zijn er verschillende voorbeelden in de Bijbel te noemen. In Spreuken vindt men verschillende spottende uitspraken over de luiaard door extreme situaties voor te stellen.

Oude Testament

Voorbeelden van spot vind men in Spreuken 6:9-11; 10:26; 11:22; 19:13; 21:9, 19; 26:13-14, 18-19.

Een ander voorbeeld is als Rachel op de afgodsbeelden zit om ze voor haar vader te verbergen en dan als excuus zegt dat ze ongesteld is (Gen. 31:34-35). Zijn dat goden waar een menstruerende vrouw op zit? Een soortgelijk iets zien we als Elia de Baal-priesters vraagt of hun god slaapt of in gepeins is (1 Kon. 18:27).

Of wat moeten we denken van Simson die de Filistijnen touwen laat maken en ze zo aan het werk zet dat ze wel 20 kilometer moeten lopen om erachter te komen dat ze gefopt zijn (Richt. 16:4-9). Een andere vorm van wrange humor vinden we in de geschiedenis van Gideon die beweerde dat zowel hij, als zijn zonen, niet over het volk wilden regeren, maar dat "de HEERE zal over u heersen" (Richt. 8:23), maar vervolgens zijn zoon Abimelech noemde (Richt. 8:31) en "mijn vader is koning" betekent.

Nieuwe Testament

In de brieven van Paulus is veel meer plaats voor de persoonlijke gevoelens van de schrijver en dat is bepalend voor de humor, van bijtend sarcasme tot milde zelfironie. Als voorbeelden noemt hij Rom. 7:15, 19; 1 Cor. 1:18-31; 3:1-2; Gal. 2:6-9; 4:9; 5:11-12; Col. 2:15 en de brief aan Filemon. Het boek Handelingen neemt een aparte plaats in. Jónssen noemt het ‘entertainment literature’, waarbij de schrijver bijzonder geïnteresseerd is in komische situaties. Hij ziet dit in Hand. 2:12-15; 5:17-32; 8:9-24, 26-40; 10:1-48; 12:1-19, 20-23; 14:8-18 (één van de meest komische verhalen); 13:50-51; 16:16-18, 35-39; 17:18-21,32-33; 18:12-17; 19:1-7, 13-16,23-41; 21:27-39; 22:25-29; 23:1-10, 12-33. (J. Jónsson, Humour and Irony in the New Testament)


Overig

Tijdens een Bijbelquiz kunnen soms grappige vragen worden gesteld:

De namen van de zonen van Jozef waren Manasse en Efraïm. Efraïm betekent vruchtbaarheid en ik ben vergeten wat Manasse betekent (cf. Gen. 41:51 voor het antwoord).


Aangemaakt 19 november 2011


Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!