Een sleutel wordt gebruikt om een deur op slot te doen of te ontgrendelen. Hiervoor is een speciale opening in de deur, een sleutelgat, aangebracht.
In Richteren 3:25 wordt als enige plek in de Bijbel gesproken over het fysieke gebruik van een sleutel. In Lukas 13:25 lezen we over een deur die gesloten is. Terwijl in Lukas 11:52 symbolisch wordt gesproken over het wegnemen van de sleutel der kennis.
In Hooglied 5:4 komen we de term חוֹר ḥôr, m. "sleutelgat" tegen, waarbij de meeste woordenboeken suggereren dat het een 'gat van een deur' is, dat wil zeggen een "sleutelgat" of "grendel/klink-opening" (HALOT 348; BDB 359). De meeste commentatoren wijzen erop dat het verwijst naar een gat geboord door de slaapkamerdeur om de toegang tot de klink of slot te geven. De vermelding כַּפּוֹת הַמַּנְעוּל kappôt hammanʿûl "grendels van de deur', in Hoogl. 5:5 suggereert dat de term in het vorige vers verwijst naar een soort van opening waarmee men de klink van de slaapkamerdeur kon pakken of de sleutel in het slot kon steken;
In Mattheus 16:19 staan de sleutels van het koninkrijk van de hemel symbolisch voor de gerechtelijke autoriteit, die de rentmeesters van koningen uitoefenden in de oude wereld (Jes. 22:15, 22; Opb. 1:18; 3:7), zij konden mensen toegang verlenen tot de koning, maar ook bepaalde privileges geven. Petrus krijgt volgens die analogie dan de sleutels van het Koninkrijk der hemelen, dit zien we in het vervolg waar Petrus de bevoegdheid krijgt om zaken te verbieden of toe te staan.
Zowel in het Oude als Nieuwe Testament wordt gesproken over de sleutel van het huis van David (Jes. 22:22; Opb. 3:7). Zie hierboven voor de betekenis ervan.
Naar analogie van hierboven zijn er ook sleutels van de afgrond (Opb. 9:1; 20:1) en van de hel en de dood (Opb. 1:18).
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!