Oordelen
κρίνω G2919 "scheiden, schiften, onderscheiden, kiezen, goedkeuren, achten, beslissen, besluiten, richten, oordelen",

Zie ook: Rechter, Rechtszaak, Tucht,

Oordelen, iemand anders terechtwijzen, een oordeel vellen over.

Inhoud

Bijbel

Afhankelijk van de context wordt in de Bijbel met oordelen bedoeld dat er (al dan niet door God) recht gesproken wordt, of dat het een vermaning of correctie (tucht) is, of dat het een (ongefundeerde) veroordeling is.

Goddelijk oordeel

In de Bijbel wordt meermalen gesproken dat God rechtspreekt en Zijn oordeel geeft. "God staat in de vergadering Godes; Hij oordeelt in het midden der goden" (Ps. 82:1). Terwijl de profeet Jesaja komt in een troonzaal om de besluiten van een Goddelijke raadsvergadering bij te wonen (Jes. 6). Vandaar dat in andere teksten we lezen "Gij deedt een oordeel horen uit den hemel … Als God opstond ten oordeel" (Ps. 76:9-10) of "Sta op, o God! oordeel het aardrijk, want Gij bezit alle natien" (Ps. 82:8).

Rechtspreken

Rechtszaak

In het Oude Testament lezen we dat er rechters zijn die tijdens een rechtszaak een oordeel uitspreken (Deut. 7:9ev.). Een bekend voorbeeld is koning Salomo die rechtspreekt over twee vrouwen die beiden zeiden dat een kind van hen was (1 Kon. 3:16ev.) en dan zijn oordeel daarover geeft (cf. 1 Kon. 3:27-28).

Paulus spreekt hierover als christenen hun twisten voor de rechter willen uitvechten (1 Cor. 6:4-7).

Tucht

Tucht

Is het corrigeren of waarschuwen van anderen, met als doel op de desbetreffende persoon op het rechte pad te houden of weer te brengen. Zo lezen we dat Paulus Petrus op een gegeven moment in het openbaar vermaant (Gal. 2:14).

Veroordelen

Over het door mensen zomaar oordelen van anderen staat in de Bijbel oa. de volgende teksten: "Oordeel niet, opdat u niet geoordeeld wordt; want met het oordeel waarmee u oordeelt, zult u zelf geoordeeld worden;" (Mat. 7:1-2 HSV) en "Broeders, spreek geen kwaad van elkaar. Wie van zijn broeder kwaadspreekt en over zijn broeder oordeelt, spreekt kwaad over de wet en oordeelt over de wet. Als u over de wet oordeelt, bent u geen dader van de wet, maar een rechter. Er is één Wetgever, namelijk Hij Die kan zalig maken én te gronde richten. Maar wie bent u, die over de ander oordeelt?" (Jak. 4:11-12 HSV).

Het gaat in deze teksten niet over het corrigeren of waarschuwen van anderen als die zondigen of dwalen, maar over kwaadspreken en het veroordelen van anderen. Het is dan ook een bekend fenomeen dat mensen die dwaalleringen verkondigen zich vaak (onterecht) beroepen op deze teksten om tegenstanders de mond te snoeren. In de Bijbel lezen we echter "En neem niet deel aan de onvruchtbare werken van de duisternis, maar ontmasker ze veeleer" (Efez. 5:11 HSV) en "Als iemand bij u komt en deze leer niet brengt, ontvang hem niet in huis en begroet hem niet. Want wie hem begroet, die heeft deel aan zijn slechte werken" (2 Johannes 1:10-11 HSV). Terwijl elders wordt gezegd "Want er zijn ook veel opstandigen, mensen die zinloos praten en misleiders, vooral die van de besnijdenis zijn. Men moet hun de mond snoeren. Zij brengen hele huisgezinnen in verwarring, door te leren wat onbehoorlijk is, om schandelijke winst" (Tit. 1:10-11 HSV).


Aangemaakt 25 maart 2016, laatst bijgewerkt 17 mei 2023


Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!