Johanan, Jochanan (), meerdere personen in de Bijbel.
Zoon van Kareah (2 Kon. 25:23), die na de moord op Gedalia de rest van het volk (ondanks dat Jeremia het ontraadde) meenam naar Egypte (Jer. 40:8ev.).
Een kleinzoon van Eljasib (Neh. 12:22). Uit papyri gevonden in Elefantine blijkt dat hij hogepriester was in 408 v.C. ten tijde van de Perzische koning Darius II.
Zoon van Eljasib (Ezra 10:6), zal een andere zijn geweest dan die in Nehemia 12:22 wordt genoemd.
De oudste zoon van koning Josia (1 Kron. 3:15), is vermoedelijk jong gestorven.
De zoon van Eljoenai (1 Kron. 3:24).
Een zoon van Azarja (1 Kron. 6:9)
Een Benjaminiet die zich te Ziklag bij David voegde (1 Kron. 12:4).
Iemand uit de stam Gad die zich bij David voegde (1 Kron. 12:12).
Een zoon van Meselemja die poortwachter was (1 Kron. 26:3).
Een legeroverste van koning Josafat (2 Kron. 17:15). Waarschijnlijk de vader van legeroverste Ismaël (2 Kron. 23:1).
De vader van Azarja (2 Kron. 28:12) uit de stam Efraïm ten tijde van koning Pekach.
Zoon van Katan die terugkeerde uit de ballingschap (Ezra 8:12).
Een Iraëliet die zijn vreemde vrouw moest wegzenden (Ezra 10:28).
De zoon van de Ammoniet Tobia (Neh. 6:18), trouwde met een Joodse vrouw.
Een priester van het geslacht Amarja ten tijde van hogepriester Jojakim (Neh. 12:13). Misschien dezelfde als in Nehemia 12:42.
Johannes, de zoon van Resa en kleinzoon van Zerubbabel, een voorvader van Jezus (Luk. 3:27)
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!