E. Sue , De Wandelende Jood, , [1924], 10-11, "Heer, de wind des doods loeit verschrikkelijk. Zijn geweld jaagt mij op." "Voort!" "O, die geesel, die verschrikkelijke geesel, moet ik dien weer in deze stad brengen? ... Genade!" "Voort, voort!" "De grond vliedt steeds achter mij weg. Daar is reeds de poort der stad ... O, genade, voor deze slapende stad! Dat zij straks niet moge ontwaken bij de kreten van ontzetting, wanhoop en dood!" "Voort! Voort! Voort!" (In 1346 richtte de gevreesde zwarte pest over de gehele aarde haar verwoestingen aan; zij bood dezelfde symptomen als de cholera en hetzelfde onverklaarbare verschijnsel van een met tusschenpoozen voortgezetten gang langs een aangegeven weg. In 1660 decimeerde een andere, soortgelijke epidemie de wereld. Men weet, dat de cholera zich eerst in Parijs vertoond heeft, haar voortgezetten gang door een grooten, onverklaarbaren sprong onderbrekend. Men herinnert zich ook, dat de wind, tijdens de grootste verwoestingen, onafgebroken uit het noordoosten blies.