SV | En hij bracht mij uit [door] den weg van de noorderpoort, en voerde mij om [door] den weg van buiten, tot de buitenpoort, den weg, die naar het oosten ziet; en ziet, de wateren sprongen uit de rechterzijde. |
WLC | וַיֹּוצִאֵנִי֮ דֶּֽרֶךְ־שַׁ֣עַר צָפֹונָה֒ וַיְסִבֵּ֙נִי֙ דֶּ֣רֶךְ ח֔וּץ אֶל־שַׁ֣עַר הַח֔וּץ דֶּ֖רֶךְ הַפֹּונֶ֣ה קָדִ֑ים וְהִנֵּה־מַ֣יִם מְפַכִּ֔ים מִן־הַכָּתֵ֖ף הַיְמָנִֽית׃ |
Trans. | wayywōṣi’ēnî dereḵə-ša‘ar ṣāfwōnâ wayəsibēnî dereḵə ḥûṣ ’el-ša‘ar haḥûṣ dereḵə hapwōneh qāḏîm wəhinnēh-mayim məfakîm min-hakāṯēf hayəmānîṯ: |
En hij bracht mij uit [door] den weg van de noorderpoort, en voerde mij om [door] den weg van buiten, tot de buitenpoort, den weg, die naar het oosten ziet; en ziet, de wateren sprongen uit de rechterzijde.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En hij bracht mij uit [door] den weg van de noorderpoort, en voerde mij om [door] den weg van buiten, tot de buitenpoort, den weg, die naar het oosten ziet; en ziet, de wateren sprongen uit de rechterzijde.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!