SV | En zij zeggen niet in hun hart: Laat ons nu den HEERE, onzen God, vrezen, Die den regen geeft, zo vroegen regen als spaden regen, op Zijn tijd; [Die] ons de weken, de gezette tijden van den oogst, bewaart. |
WLC | וְלֹֽא־אָמְר֣וּ בִלְבָבָ֗ם נִ֤ירָא נָא֙ אֶת־יְהוָ֣ה אֱלֹהֵ֔ינוּ הַנֹּתֵ֗ן גֶּ֛שֶׁם [וְיֹרֶה כ] (יֹורֶ֥ה ק) וּמַלְקֹ֖ושׁ בְּעִתֹּ֑ו שְׁבֻעֹ֛ות חֻקֹּ֥ות קָצִ֖יר יִשְׁמָר־לָֽנוּ׃ |
Trans. | wəlō’-’āmərû ḇiləḇāḇām nîrā’ nā’ ’eṯ-JHWH ’ĕlōhênû hannōṯēn gešem wəyōreh ywōreh ûmaləqwōš bə‘itwō šəḇu‘wōṯ ḥuqqwōṯ qāṣîr yišəmār-lānû: |
En zij zeggen niet in hun hart: Laat ons nu den HEERE, onzen God, vrezen, Die den regen geeft, zo vroegen regen als spaden regen, op Zijn tijd; [Die] ons de weken, de gezette tijden van den oogst, bewaart.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En zij zeggen niet in hun hart: Laat ons nu den HEERE, onzen God, vrezen, Die den regen geeft, zo vroegen regen als spaden regen, op Zijn tijd; [Die] ons de weken, de gezette tijden van den oogst, bewaart.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!