SV | Die met een dief deelt, haat zijn ziel; hij hoort een vloek, en hij geeft het niet te kennen. |
WLC | חֹולֵ֣ק עִם־גַּ֭נָּב שֹׂונֵ֣א נַפְשֹׁ֑ו אָלָ֥ה יִ֝שְׁמַ֗ע וְלֹ֣א יַגִּֽיד׃ |
Trans. | ḥwōlēq ‘im-gannāḇ śwōnē’ nafəšwō ’ālâ yišəma‘ wəlō’ yagîḏ: |
Die met een dief deelt, haat zijn ziel; hij hoort een vloek, en hij geeft het niet te kennen.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
Die met een dief deelt, haat zijn ziel; hij hoort een vloek, en hij geeft het niet te kennen.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!