G435 ἀνήρ
man

Bijbelteksten

1 Corinthiers 11:12Want gelijkerwijs de vrouw uit den man is, alzo is ook de man door de vrouw; doch alle dingen [zijn] uit God.
1 Corinthiers 11:14Of leert u ook de natuur zelve niet, dat zo een man lang haar draagt, het hem een oneer is?
1 Corinthiers 13:11Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, was ik gezind als een kind, overlegde ik als een kind; maar wanneer ik een man geworden ben, zo heb ik te niet gedaan hetgeen eens kinds was.
1 Corinthiers 14:35En zo zij iets willen leren, laat haar te huis haar eigen mannen vragen; want het staat lelijk voor de vrouwen, dat zij in de Gemeente spreken.
2 Corinthiers 11:2Want ik ben ijverig over u met een ijver Gods; want ik heb ulieden toebereid, om [u als] een reine maagd aan een man voor te stellen, [namelijk] aan Christus.
Galaten 4:27Want er is geschreven: Wees vrolijk, gij onvruchtbare, die niet baart, breek uit en roep, gij, die geen barensnood hebt, want de kinderen der eenzame zijn veel meer, dan dergene, die den man heeft.
Efeziers 4:13Totdat wij allen zullen komen tot de enigheid des geloofs en der kennis van den Zoon Gods, tot een volkomen man, tot de mate van de grootte der volheid van Christus;
Efeziers 5:22Gij vrouwen, weest aan uw eigen mannen onderdanig, gelijk aan den Heere;
Efeziers 5:23Want de man is het hoofd der vrouw, gelijk ook Christus het Hoofd der Gemeente is; en Hij is de Behouder des lichaams.
Efeziers 5:24Daarom, gelijk de Gemeente aan Christus onderdanig is, alzo ook de vrouwen aan haar eigen mannen in alles.
Efeziers 5:25Gij mannen, hebt uw eigen vrouwen lief, gelijk ook Christus de Gemeente liefgehad heeft, en Zichzelven voor haar heeft overgegeven;
Efeziers 5:28Alzo zijn de mannen schuldig hun eigen vrouwen lief te hebben, gelijk hun eigen lichamen. Die zijn eigen vrouw liefheeft, die heeft zichzelven lief.
Efeziers 5:33Zo dan ook gijlieden, elk in het bijzonder, een iegelijk hebbe zijn eigen vrouw, alzo lief als zichzelven; en de vrouw [zie], dat zij den man vreze.
Colossenzen 3:18Gij vrouwen, zijt uw eigen mannen onderdanig, gelijk het betaamt in den Heere.
Colossenzen 3:19Gij mannen, hebt uw vrouwen lief, en wordt niet verbitterd tegen haar.
1 Timotheus 2:8Ik wil dan, dat de mannen bidden in alle plaatsen, opheffende heilige handen, zonder toorn en twisting.
1 Timotheus 2:12Doch ik laat de vrouw niet toe, dat zij lere, noch over den man heerse, maar [wil], dat zij in stilheid zij.
1 Timotheus 3:2Een opziener dan moet onberispelijk zijn, ener vrouwe man, wakker, matig, eerbaar, gaarne herbergende, bekwaam om te leren;
1 Timotheus 3:12Dat de diakenen ener vrouwe mannen zijn, die [hun] kinderen en hun eigen huizen wel regeren.
1 Timotheus 5:9Dat een weduwe gekozen worde niet minder dan van zestig jaren, welke eens mans vrouw geweest zij;

Mede mogelijk dankzij

Hadderech