G989 βλάσφημος
kwaadsprekend, lasterend, lasterlijk

Bijbelteksten

Handelingen 6:11Toen maakten zij mannen uit, die zeiden: Wij hebben hem horen spreken lasterlijke woorden tegen Mozes en God.
Handelingen 6:13En stelden valse getuigen, die zeiden: Deze mens houdt niet op lasterlijke woorden te spreken tegen deze heilige plaats en de wet.
1 Timotheus 1:13Die te voren een [gods]lasteraar was, en een vervolger, en een verdrukker; maar mij is barmhartigheid geschied, dewijl ik het onwetende gedaan heb in [mijn] ongelovigheid.
2 Timotheus 3:2Want de mensen zullen zijn liefhebbers van zichzelven, geldgierig, laatdunkend, hovaardig, lasteraars, den ouderen ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig.
2 Petrus 2:11Daar de engelen in sterkte en kracht meerder zijnde, geen lasterlijk oordeel tegen hen voor den Heere voortbrengen.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken