Handelingen 1:9 | En als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen, daar zij het zagen, en een wolk nam Hem weg van hun ogen. |
Handelingen 2:33 | Hij dan, door de rechter[hand] Gods verhoogd zijnde, en de belofte des Heiligen Geestes, ontvangen hebbende van den Vader, heeft dit uitgestort, dat gij nu ziet en hoort. |
Handelingen 3:4 | En Petrus, sterk op hem ziende, met Johannes, zeide: Zie op ons. |
Handelingen 4:14 | En ziende den mens bij hen staan, die genezen was, hadden zij niets daartegen te zeggen. |
Handelingen 8:6 | En de scharen hielden zich eendrachtelijk aan hetgeen van Filippus gezegd werd, dewijl zij hoorden en zagen de tekenen, die hij deed. |
Handelingen 9:8 | En Saulus stond op van de aarde; en als hij zijn ogen opendeed, zag hij niemand. En zij, hem bij de hand leidende, brachten hem te Damaskus. |
Handelingen 9:9 | En hij was drie dagen, dat hij niet zag, en at niet, en dronk niet. |
Handelingen 12:9 | En uitgaande volgde hij hem, en wist niet, dat het waarachtig was, hetgeen door den engel geschiedde, maar hij meende, dat hij een gezicht zag. |
Handelingen 13:11 | En nu zie, de hand des Heeren [is] tegen u, en gij zult blind zijn, en de zon niet zien voor een tijd. En van stonde aan viel op hem donkerheid en duisternis: en rondom gaande, zocht hij, die [hem] met de hand mochten leiden. |
Handelingen 13:40 | Ziet dan toe, dat over ulieden niet kome, hetgeen gezegd is in de profeten: |
Handelingen 27:12 | En alzo de haven ongelegen was om te overwinteren, vond het meerder[deel] geraden ook van daar te varen, of zij enigszins te Fenix konden aankomen om te overwinteren, zijnde een haven in Kreta, strekkende tegen het zuidwesten en tegen het noordwesten. |
Handelingen 28:26 | Zeggende: Ga heen tot dit volk, en zeg: Met het gehoor zult gij horen, en geenszins verstaan; en ziende zult gij zien, en geenszins bemerken. |
Romeinen 7:23 | Maar ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds, en mij gevangen neemt onder de wet der zonde, die in mijn leden is. |
Romeinen 8:24 | Want wij zijn in hope zalig geworden. De hoop nu, die gezien wordt, is geen hoop; want hetgeen iemand ziet, waarom zal hij het ook hopen? |
Romeinen 8:25 | Maar indien wij hopen, hetgeen wij niet zien, zo verwachten wij het met lijdzaamheid. |
Romeinen 11:8 | (Gelijk geschreven is: God heeft hun gegeven een geest des diepen slaaps; ogen om niet te zien, en oren om niet te horen) tot op den huidigen dag. |
Romeinen 11:10 | Dat hun ogen verduisterd worden, om niet te zien; en verkrom hun rug allen tijd. |
1 Corinthiers 1:26 | Want gij ziet uw roeping, broeders, dat [gij] niet vele wijzen [zijt] naar het vlees, niet vele machtigen, niet vele edelen. |
1 Corinthiers 3:10 | Naar de genade Gods, die mij gegeven is, heb ik als een wijs bouwmeester het fondament gelegd; en een ander bouwt daarop. Maar een iegelijk zie toe, hoe hij daarop bouwe. |
1 Corinthiers 8:9 | Maar ziet toe, dat deze uw macht niet enigerwijze een aanstoot worde dengenen, die zwak zijn. |