G991 βλέπω
zien, onderscheiden, ontdekken

Bijbelteksten

Handelingen 1:9En als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen, daar zij het zagen, en een wolk nam Hem weg van hun ogen.
Handelingen 2:33Hij dan, door de rechter[hand] Gods verhoogd zijnde, en de belofte des Heiligen Geestes, ontvangen hebbende van den Vader, heeft dit uitgestort, dat gij nu ziet en hoort.
Handelingen 3:4En Petrus, sterk op hem ziende, met Johannes, zeide: Zie op ons.
Handelingen 4:14En ziende den mens bij hen staan, die genezen was, hadden zij niets daartegen te zeggen.
Handelingen 8:6En de scharen hielden zich eendrachtelijk aan hetgeen van Filippus gezegd werd, dewijl zij hoorden en zagen de tekenen, die hij deed.
Handelingen 9:8En Saulus stond op van de aarde; en als hij zijn ogen opendeed, zag hij niemand. En zij, hem bij de hand leidende, brachten hem te Damaskus.
Handelingen 9:9En hij was drie dagen, dat hij niet zag, en at niet, en dronk niet.
Handelingen 12:9En uitgaande volgde hij hem, en wist niet, dat het waarachtig was, hetgeen door den engel geschiedde, maar hij meende, dat hij een gezicht zag.
Handelingen 13:11En nu zie, de hand des Heeren [is] tegen u, en gij zult blind zijn, en de zon niet zien voor een tijd. En van stonde aan viel op hem donkerheid en duisternis: en rondom gaande, zocht hij, die [hem] met de hand mochten leiden.
Handelingen 13:40Ziet dan toe, dat over ulieden niet kome, hetgeen gezegd is in de profeten:
Handelingen 27:12En alzo de haven ongelegen was om te overwinteren, vond het meerder[deel] geraden ook van daar te varen, of zij enigszins te Fenix konden aankomen om te overwinteren, zijnde een haven in Kreta, strekkende tegen het zuidwesten en tegen het noordwesten.
Handelingen 28:26Zeggende: Ga heen tot dit volk, en zeg: Met het gehoor zult gij horen, en geenszins verstaan; en ziende zult gij zien, en geenszins bemerken.
Romeinen 7:23Maar ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds, en mij gevangen neemt onder de wet der zonde, die in mijn leden is.
Romeinen 8:24Want wij zijn in hope zalig geworden. De hoop nu, die gezien wordt, is geen hoop; want hetgeen iemand ziet, waarom zal hij het ook hopen?
Romeinen 8:25Maar indien wij hopen, hetgeen wij niet zien, zo verwachten wij het met lijdzaamheid.
Romeinen 11:8(Gelijk geschreven is: God heeft hun gegeven een geest des diepen slaaps; ogen om niet te zien, en oren om niet te horen) tot op den huidigen dag.
Romeinen 11:10Dat hun ogen verduisterd worden, om niet te zien; en verkrom hun rug allen tijd.
1 Corinthiers 1:26Want gij ziet uw roeping, broeders, dat [gij] niet vele wijzen [zijt] naar het vlees, niet vele machtigen, niet vele edelen.
1 Corinthiers 3:10Naar de genade Gods, die mij gegeven is, heb ik als een wijs bouwmeester het fondament gelegd; en een ander bouwt daarop. Maar een iegelijk zie toe, hoe hij daarop bouwe.
1 Corinthiers 8:9Maar ziet toe, dat deze uw macht niet enigerwijze een aanstoot worde dengenen, die zwak zijn.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken