G1135 γυνή
vrouw, echtgenote

Bijbelteksten

Lukas 20:33In de opstanding dan, wiens vrouw van dezen zal zij zijn? Want die zeven hebben dezelve tot een vrouw gehad.
Lukas 22:57Maar hij verloochende Hem, zeggende: Vrouw, ik ken Hem niet.
Lukas 23:27En een grote menigte van volk en van vrouwen volgde Hem, welke ook weenden en Hem beklaagden.
Lukas 23:49En al Zijn bekenden stonden van verre, ook de vrouwen, die Hem te zamen gevolgd waren van Galilea, en zagen dit aan.
Lukas 23:55En ook de vrouwen, die met Hem gekomen waren uit Galilea, volgden na en aanschouwden het graf, en hoe Zijn lichaam gelegd werd.
Lukas 24:22Maar ook sommige vrouwen uit ons hebben ons ontsteld, die vroeg in den morgenstond aan het graf geweest zijn;
Lukas 24:24En sommigen dergenen, die met ons zijn, gingen heen tot het graf, en bevonden het alzo, gelijk ook de vrouwen gezegd hadden; maar Hem zagen zij niet.
Johannes 2:4Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat heb Ik met u [te doen]? Mijn ure is nog niet gekomen.
Johannes 4:7Er kwam een vrouw uit Samaria om water te putten. Jezus zeide tot haar: Geef Mij te drinken.
Johannes 4:9Zo zeide dan de Samaritaanse vrouw tot Hem: Hoe begeert Gij, Die een Jood zijt, van mij te drinken, die een Samaritaanse vrouw ben? Want de Joden houden geen gemeenschap met de Samaritanen.
Johannes 4:11De vrouw zeide tot Hem: Heere! Gij hebt niet om mede te putten, en de put is diep; van waar hebt Gij dan het levend water?
Johannes 4:15De vrouw zeide tot Hem: Heere, geef mij dat water, opdat mij niet dorste, en ik hier niet [moet] komen, om te putten.
Johannes 4:17De vrouw antwoordde en zeide: Ik heb geen man. Jezus zeide tot haar: Gij hebt wel gezegd: Ik heb geen man.
Johannes 4:19De vrouw zeide tot Hem: Heere, ik zie, dat Gij een profeet zijt.
Johannes 4:21Jezus zeide tot haar: Vrouw, geloof Mij, de ure komt, wanneer gijlieden, noch op dezen berg, noch te Jeruzalem, den Vader zult aanbidden.
Johannes 4:25De vrouw zeide tot Hem: Ik weet, dat de Messias komt (Die genaamd wordt Christus); wanneer Die zal gekomen zijn, zo zal Hij ons alle dingen verkondigen.
Johannes 4:27En daarop kwamen Zijn discipelen en verwonderden zich, dat Hij met een vrouw sprak. Nochtans zeide niemand: Wat vraagt Gij, of: Wat spreekt Gij met haar?
Johannes 4:28Zo verliet de vrouw dan haar watervat, en ging heen in de stad en zeide tot de lieden:
Johannes 4:39En velen der Samaritanen uit die stad geloofden in Hem, om het woord der vrouw, die getuigde: Hij heeft mij gezegd alles, wat ik gedaan heb.
Johannes 4:42En zeiden tot de vrouw: Wij geloven niet meer om uws zeggens wil; want wij zelven hebben [Hem] gehoord, en weten, dat Deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken