G1391 δόξα
mening, oordeel, gezichtspunt, glorie, pracht, praal
Efeziers 1:12 | Opdat wij zouden zijn tot prijs Zijner heerlijkheid, wij, die eerst in Christus gehoopt hebben. |
Efeziers 1:14 | Die het onderpand is van onze erfenis, tot de verkregene verlossing, tot prijs Zijner heerlijkheid. |
Efeziers 1:17 | Opdat de God van onzen Heere Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u geve den Geest der wijsheid en der openbaring in Zijn kennis; |
Efeziers 1:18 | [Namelijk] verlichte ogen uws verstands, opdat gij moogt weten, welke zij de hoop van Zijn roeping, en welke de rijkdom zij der heerlijkheid van Zijn erfenis in de heiligen; |
Efeziers 3:13 | Daarom bid ik, dat gij niet vertraagt in mijn verdrukkingen voor u, hetwelke is uw heerlijkheid. |
Efeziers 3:16 | Opdat Hij u geve, naar den rijkdom Zijner heerlijkheid, met kracht versterkt te worden door Zijn Geest in den inwendigen mens; |
Efeziers 3:21 | Hem, [zeg ik], zij de heerlijkheid in de Gemeente, door Christus Jezus, in alle geslachten, tot alle eeuwigheid. Amen. |
Filippenzen 1:11 | Vervuld met vruchten der gerechtigheid, die door Jezus Christus zijn tot heerlijkheid en prijs van God. |
Filippenzen 2:11 | En alle tong zou belijden, dat Jezus Christus de Heere zij, tot heerlijkheid Gods des Vaders. |
Filippenzen 3:19 | Welker einde is het verderf, welker God is de buik, en [welker] heerlijkheid is in hun schande, dewelken aardse dingen bedenken. |
Filippenzen 3:21 | Die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat hetzelve gelijkvormig worde aan Zijn heerlijk lichaam, naar de werking, waardoor Hij ook alle dingen Zichzelven kan onderwerpen. |
Filippenzen 4:19 | Doch mijn God zal naar Zijn rijkdom vervullen al uw nooddruft, in heerlijkheid, door Christus Jezus. |
Filippenzen 4:20 | Onzen God nu en Vader zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. |
Colossenzen 1:11 | Met alle kracht bekrachtigd zijnde, naar de sterkte Zijner heerlijkheid, tot alle lijdzaamheid en lankmoedigheid, met blijdschap; |
Colossenzen 1:27 | Aan wie God heeft willen bekend maken, welke zij de rijkdom der heerlijkheid dezer verborgenheid onder de heidenen, welke is Christus onder u, de Hoop der heerlijkheid; |
Colossenzen 3:4 | Wanneer [nu] Christus zal geopenbaard zijn, Die ons Leven is, dan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid. |
1 Thessalonicensen 2:6 | Noch zoekende eer uit mensen, noch van u, noch van anderen; hoewel wij [u] tot last konden zijn als Christus' apostelen; |
1 Thessalonicensen 2:12 | En betuigden, dat gij zoudt wandelen, waardiglijk Gode, Die u roept tot Zijn Koninkrijk en heerlijkheid. |
1 Thessalonicensen 2:20 | Want gij zijt onze heerlijkheid en blijdschap. |
2 Thessalonicensen 1:9 | Dewelken zullen [tot] straf lijden het eeuwig verderf, van het aangezicht des Heeren, en van de heerlijkheid Zijner sterkte, |