Handelingen 24:4 | Maar opdat ik u niet lang ophoude, ik bid [u], dat gij ons, naar uw bescheidenheid, kortelijk hoort. |
Romeinen 15:22 | Waarom ik ook menigmaal verhinderd geweest ben tot u te komen. |
Galaten 5:7 | Gij liept wel; wie heeft u verhinderd der waarheid niet gehoorzaam te zijn? |
1 Thessalonicensen 2:18 | Daarom hebben wij tot u willen komen (immers ik Paulus) eenmaal en andermaal, maar de satanas heeft ons belet. |
1 Petrus 3:7 | Gij mannen, insgelijks, woont bij [haar] met verstand, aan het vrouwelijke vat, als het zwakste, eer gevende, als die ook medeerfgenamen der genade des levens [met haar] zijt; opdat uw gebeden niet verhinderd worden. |