Mattheus 7:9 | Of wat mens is er onder u, zo zijn zoon hem zou bidden om brood, die hem een steen zal geven? |
Mattheus 7:10 | En zo hij hem om een vis zou bidden, die hem een slang zal geven? |
Lukas 4:17 | En Hem werd gegeven het boek van den profeet Jesaja; en als Hij het boek opengedaan had, vond Hij de plaats, daar geschreven was; |
Lukas 11:11 | En wat vader onder u, dien de zoon om brood bidt, zal hem een steen geven, of ook om een vis, zal hem voor een vis een slang geven? |
Lukas 11:12 | Of zo hij ook om een ei zou bidden, zal hij hem een schorpioen geven? |
Lukas 24:30 | En het geschiedde, als Hij met hen aanzat, nam Hij het brood, en zegende het, en als Hij het gebroken had, gaf Hij het hun. |
Lukas 24:42 | En zij gaven Hem een stuk van een gebraden vis, en van honigraten. |
Johannes 13:26 | Jezus antwoordde: Deze is het, dien Ik de bete, als Ik ze ingedoopt heb, geven zal. En als Hij de bete ingedoopt had, gaf Hij ze Judas, Simons [zoon], Iskariot. |
Handelingen 15:30 | Dezen dan, hun afscheid ontvangen hebbende, kwamen te Antiochie; en de menigte vergaderd hebbende, gaven zij den brief over. |
Handelingen 27:15 | En als het schip daarmede weggerukt werd, en niet kon tegen den wind opzeilen, gaven wij het op, en dreven heen. |