1 Corinthiers 1:14 | Ik dank God, dat ik niemand van ulieden gedoopt heb, dan Krispus en Gajus; |
1 Corinthiers 10:30 | En indien ik door genade [der spijze] deelachtig ben, waarom word ik gelasterd over hetgeen, waarvoor ik dankzeg? |
1 Corinthiers 11:24 | En als Hij gedankt had, brak Hij het, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis. |
1 Corinthiers 14:17 | Want gij dankzegt wel behoorlijk, maar de ander wordt niet gesticht. |
1 Corinthiers 14:18 | Ik dank mijn God, dat ik meer [vreemde] talen spreek, dan gij allen; |
2 Corinthiers 1:11 | Alzo gijlieden ook medearbeidt voor ons door het gebed, opdat over de gave, door vele personen aan ons teweeggebracht [ook] voor ons dankzegging door velen gedaan worde. |
Efeziers 1:16 | Houde niet op voor u te danken, gedenkende uwer in mijn gebeden; |
Efeziers 5:20 | Dankende te allen tijd over alle dingen God en den Vader, in den Naam van onzen Heere Jezus Christus; |
Filippenzen 1:3 | Ik dank mijn God, zo dikwijls als ik uwer gedenk. |
Colossenzen 1:3 | Wij danken den God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, altijd voor u biddende; |
Colossenzen 1:12 | Dankende den Vader, Die ons bekwaam gemaakt heeft, om deel [te hebben] in de erve der heiligen in het licht; |
Colossenzen 3:17 | En al wat gij doet met woorden of met werken, [doet] het alles in de Naam van de Heere Jezus, dankende God en de Vader door Hem. |
1 Thessalonicensen 1:2 | Wij danken God altijd over u allen, uwer gedachtig zijnde in onze gebeden; |
1 Thessalonicensen 2:13 | Daarom danken wij ook God zonder ophouden, dat, als gij het Woord der prediking van God van ons ontvangen hebt, gij dat aangenomen hebt, niet [als] der mensen woord, maar (gelijk het waarlijk is) [als] Gods Woord, dat ook werkt in u, die gelooft. |
1 Thessalonicensen 5:18 | Dankt [God] in alles; want dit is de wil van God in Christus Jezus over u. |
2 Thessalonicensen 1:3 | Wij moeten God te allen tijd danken over u, broeders, gelijk billijk is, omdat uw geloof zeer wast, en [dat] de liefde eens iegelijken van u allen jegens elkander overvloedig wordt; |
2 Thessalonicensen 2:13 | Maar wij zijn schuldig altijd God te danken over u, broeders, die van den Heere bemind zijt, dat u God van den beginne verkoren heeft tot zaligheid, in heiligmaking des Geestes, en geloof der waarheid; |
Filemon 1:4 | Ik dank mijn God, uwer altijd gedachtig zijnde in mijn gebeden; |
Openbaring 11:17 | Zeggende: Wij danken U, Heere God almachtig, Die is, en Die was, en Die komen zal, dat Gij Uw grote kracht hebt aangenomen, en als Koning hebt geheerst; |