G2316 θεός
God, Godheid, Heilige Geest, goden, godin, goddelijk, magistraat,
Lukas 18:17 | Voorwaar, zeg Ik u: Zo wie het Koninkrijk Gods niet zal ontvangen als een kindeken, die zal geenszins in hetzelve komen. |
Lukas 18:19 | En Jezus zeide tot hem: Wat noemt gij Mij goed? Niemand is goed, dan Een, [namelijk] God. |
Lukas 18:24 | Jezus nu, ziende, dat hij geheel droevig geworden was, zeide: Hoe bezwaarlijk zullen degenen, die goed hebben, in het Koninkrijk Gods ingaan! |
Lukas 18:25 | Want het is lichter, dat een kemel ga door het oog van een naald, dan dat een rijke in het Koninkrijk Gods inga. |
Lukas 18:27 | En Hij zeide: De dingen, die onmogelijk zijn bij de mensen, zijn mogelijk bij God. |
Lukas 18:29 | En Hij zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg ulieden, dat er niemand is, die verlaten heeft huis, of ouders, of broeders, of vrouw, of kinderen, om het Koninkrijk Gods; |
Lukas 18:43 | En terstond werd hij ziende, en volgde Hem, God verheerlijkende. En al het volk, [dat] ziende, gaf Gode lof. |
Lukas 19:11 | En als zij dat hoorden, voegde Hij daarbij, en zeide een gelijkenis; omdat Hij nabij Jeruzalem was, en [omdat] zij meenden, dat het Koninkrijk Gods terstond zou openbaar worden. |
Lukas 19:37 | En als Hij nu genaakte aan den afgang des Olijfbergs, begon al de menigte der discipelen zich te verblijden, en God te loven met grote stemme, vanwege al de krachtige daden, die zij gezien hadden; |
Lukas 20:21 | En zij vraagden Hem, zeggende: Meester, wij weten, dat Gij recht spreekt en leert, en den persoon niet aanneemt, maar den weg Gods leert in der waarheid. |
Lukas 20:25 | En Hij zeide tot hen: Geeft dan den keizer, dat des keizers is, en Gode, dat Gods [is]. |
Lukas 20:36 | Want zij kunnen niet meer sterven, want zij zijn den engelen gelijk; en zij zijn kinderen Gods, dewijl zij kinderen der opstanding zijn. |
Lukas 20:37 | En dat de doden opgewekt zullen worden, heeft ook Mozes aangewezen bij het doornenbos, als hij den Heere noemt den God Abrahams, en den God Izaks, en den God Jakobs. |
Lukas 20:38 | [God] nu is niet een God der doden, maar der levenden; want zij leven Hem allen. |
Lukas 21:4 | Want die allen hebben van hun overvloed geworpen tot de gaven Gods; maar deze heeft van haar gebrek, al den leeftocht, dien zij had, [daarin] geworpen. |
Lukas 21:31 | Alzo ook gij, wanneer gij deze dingen zult zien geschieden, zo weet, dat het Koninkrijk Gods nabij is. |
Lukas 22:16 | Want Ik zeg u, dat Ik niet meer daarvan eten zal, totdat het vervuld zal zijn in het Koninkrijk Gods. |
Lukas 22:18 | Want Ik zeg u, dat Ik niet drinken zal van de vrucht des wijnstoks, totdat het Koninkrijk Gods zal gekomen zijn. |
Lukas 22:69 | Van nu aan zal de Zoon des mensen gezeten zijn aan de rechter[hand] der kracht Gods. |
Lukas 22:70 | En zij zeiden allen: Zijt Gij dan de Zoon Gods? En Hij zeide tot hen: Gij zegt, dat Ik het ben. |