Lukas 1:56 | En Maria bleef bij haar omtrent drie maanden, en keerde weder tot haar huis. |
Lukas 2:5 | Om beschreven te worden met Maria, zijn ondertrouwde vrouw, welke bevrucht was. |
Lukas 2:16 | En zij kwamen met haast, en vonden Maria en Jozef, en het Kindeken liggende in de kribbe. |
Lukas 2:19 | Doch Maria bewaarde deze woorden alle te zamen, overleggende [die] in haar hart. |
Lukas 2:34 | En Simeon zegende henlieden, en zeide tot Maria, Zijn moeder: Zie, Deze wordt gezet tot een val en opstanding veler in Israel, en tot een teken, dat wedersproken zal worden. |
Lukas 8:2 | En sommige vrouwen, die van boze geesten en krankheden genezen waren, [namelijk] Maria, genaamd Magdalena, van welke zeven duivelen uitgegaan waren; |
Lukas 10:39 | En deze had een zuster, genaamd Maria, welke ook, zittende aan de voeten van Jezus, Zijn woord hoorde. |
Lukas 10:42 | Maar een ding is nodig; doch Maria heeft het goede deel uitgekozen, hetwelk van haar niet zal weggenomen worden. |
Lukas 24:10 | En [deze] waren Maria Magdalena, en Johanna, en Maria, [de moeder] van Jakobus, en de andere met haar, die dit tot de apostelen zeiden. |
Johannes 11:1 | En er was een zeker [man] krank, [genaamd] Lazarus, van Bethanie, uit het vlek van Maria en haar zuster Martha. |
Johannes 11:2 | (Maria nu was degene, die den Heere gezalfd heeft met zalf, en Zijn voeten afgedroogd heeft met haar haren; welker broeder Lazarus krank was.) |
Johannes 11:19 | En velen uit de Joden waren gekomen tot Martha en Maria, opdat zij haar vertroosten zouden over haar broeder. |
Johannes 11:20 | Martha dan, als zij hoorde, dat Jezus kwam, ging Hem tegemoet; doch Maria bleef in huis zitten. |
Johannes 11:28 | En dit gezegd hebbende, ging zij heen, en riep Maria, haar zuster, heimelijk, zeggende: De Meester is daar, en Hij roept u. |
Johannes 11:31 | De Joden dan, die met haar in het huis waren, en haar vertroostten, ziende Maria, dat zij haastelijk opstond en uitging, volgden haar, zeggende: Zij gaat naar het graf, opdat zij aldaar wene. |
Johannes 11:32 | Maria dan, als zij kwam, waar Jezus was, en Hem zag, viel aan Zijn voeten, zeggende tot Hem: Heere, indien Gij hier geweest waart, zo ware mijn broeder niet gestorven. |
Johannes 11:45 | Velen dan uit de Joden, die tot Maria gekomen waren, en aanschouwd hadden, hetgeen Jezus gedaan had, geloofden in Hem. |
Johannes 12:3 | Maria dan, genomen hebbende een pond zalf van onvervalsten, zeer kostelijken nardus, heeft de voeten van Jezus gezalfd, en met haar haren Zijn voeten afgedroogd; en het huis werd vervuld van den reuk der zalf. |
Johannes 19:25 | En bij het kruis van Jezus stonden Zijn moeder en Zijner moeders zuster, Maria, [de vrouw] van Klopas, en Maria Magdalena. |
Johannes 20:1 | En op den eersten [dag] der week ging Maria Magdalena vroeg, als het nog duister was, naar het graf; en zag den steen van het graf weggenomen. |