Lukas 21:37 | Des daags nu was Hij lerende in de tempel; maar des nacht ging Hij uit, en vernachtte op den berg, genaamd den Olijf[berg]. |
Johannes 3:2 | Deze kwam des nachts tot Jezus, en zeide tot Hem: Rabbi, wij weten, dat Gij zijt een Leraar van God gekomen; want niemand kan deze tekenen doen, die Gij doet, zo God met hem niet is. |
Johannes 7:50 | Nicodemus zeide tot hen, welke des nachts tot Hem gekomen was, zijnde een uit hen: |
Johannes 9:4 | Ik moet werken de werken Desgenen, Die Mij gezonden heeft, zolang het dag is; de nacht komt, wanneer niemand werken kan. |
Johannes 11:10 | Maar indien iemand in den nacht wandelt, zo stoot hij zich, overmits het licht in hem niet is. |
Johannes 13:30 | Hij dan, de bete genomen hebbende, ging terstond uit. En het was nacht. |
Johannes 19:39 | En Nicodemus kwam ook (die des nachts tot Jezus eerst gekomen was), brengende een mengsel van mirre en aloe; omtrent honderd ponden [gewichts]. |
Johannes 21:3 | Simon Petrus zeide tot hen: Ik ga vissen. Zij zeiden tot hem: Wij gaan ook met u. Zij gingen uit, en traden terstond in het schip; en in dien nacht vingen zij niets. |
Handelingen 5:19 | Maar de engel des Heeren opende des nachts de deuren der gevangenis en leidde hen uit, en zeide: |
Handelingen 9:24 | Maar hun lage werd Saulus bekend; en zij bewaarden de poorten, beide des daags en des nachts, opdat zij hem doden mochten. |
Handelingen 9:25 | Doch de discipelen namen hem des nachts, en lieten [hem] neder door den muur, [hem] aflatende in een mand. |
Handelingen 12:6 | Toen hem nu Herodes zou voorbrengen, sliep Petrus dienzelfden nacht tussen twee krijgsknechten, gebonden met twee ketenen; en de wachters voor de deur bewaarden den gevangenis. |
Handelingen 16:9 | En van Paulus werd in den nacht een gezicht gezien: er was een Macedonisch man staande, die hem bad en zeide: Kom over in Macedonie, en help ons. |
Handelingen 16:33 | En hij nam hen tot zich in dezelve ure des nachts, en wies [hen] van de striemen; en hij werd terstond gedoopt, en al de zijnen. |
Handelingen 17:10 | En de broeders zonden terstond des nachts Paulus en Silas weg naar Berea; welke, daar gekomen zijnde, gingen heen naar de synagoge der Joden; |
Handelingen 18:9 | En de Heere zeide tot Paulus door een gezicht in den nacht: Zijt niet bevreesd, maar spreek en zwijg niet. |
Handelingen 20:31 | Daarom waakt, en gedenkt, dat ik drie jaren [lang] nacht en dag, niet opgehouden heb een iegelijk met tranen te vermanen. |
Handelingen 23:11 | En den volgenden nacht stond de Heere bij hem, en zeide: Heb goeden moed, Paulus, want gelijk gij te Jeruzalem van Mij betuigd hebt alzo moet gij ook te Rome getuigen. |
Handelingen 23:23 | En zekere twee van de hoofdmannen over honderd tot zich geroepen hebbende, zeide hij: Maakt tweehonderd krijgsknechten gereed, opdat zij naar Cesarea trekken, en zeventig ruiters, en tweehonderd schutters, tegen de derde ure des nachts; |
Handelingen 23:31 | De krijgsknechten dan, gelijk hun bevolen was, namen Paulus, en brachten hem des nachts tot Antipatris. |