Mattheus 7:28 | En het is geschied, als Jezus deze woorden geeindigd had, [dat] de scharen zich ontzetten over Zijn leer; |
Mattheus 9:25 | Als nu de schare uitgedreven was, ging Hij in, en greep haar hand; en het dochtertje stond op. |
Mattheus 11:1 | En het is geschied, toen Jezus geeindigd had Zijn twaalf discipelen bevelen te geven, dat Hij van daar voortging, om te leren en te prediken in hun steden. |
Mattheus 12:3 | Maar Hij zeide tot hen: Hebt gij niet gelezen wat David gedaan heeft, toen hem hongerde, en hun die met hem [waren]? |
Mattheus 13:26 | Toen het nu [tot] kruid opgeschoten was, en vrucht voortbracht, toen openbaarde zich ook het onkruid. |
Mattheus 13:48 | Hetwelk, wanneer het vol geworden is, [de vissers] aan den oever optrekken, en nederzittende, lezen het goede uit in [hun] vaten, maar het kwade werpen zij weg. |
Mattheus 13:53 | En het is geschied, als Jezus deze gelijkenissen geeindigd had, vertrok Hij van daar. |
Mattheus 17:25 | Hij zeide: Ja. En toen hij in huis gekomen was, voorkwam hem Jezus, zeggende: Wat dunkt u, Simon! de koningen der aarde, van wie nemen zij tollen of schatting, van hun zonen, of van de vreemden? |
Mattheus 19:1 | En het geschiedde, toen Jezus deze woorden geeindigd had, dat Hij vertrok van Galilea, en kwam over de Jordaan, in de landpalen van Judea. |
Mattheus 21:1 | En als zij nu Jeruzalem genaakten, en gekomen waren te Beth-fage, aan de Olijfberg, toen zond Jezus twee discipelen, zeggende tot hen: |
Mattheus 21:34 | Toen nu de tijd der vruchten genaakte, zond hij zijn dienstknechten tot de landlieden, om zijn vruchten te ontvangen. |
Mattheus 26:1 | En het is geschied, als Jezus al deze woorden geeindigd had, dat Hij tot Zijn discipelen zeide: |
Mattheus 27:31 | En toen zij Hem bespot hadden, deden zij Hem den mantel af, en deden Hem Zijn klederen aan, en leidden Hem heen om te kruisigen. |
Markus 1:32 | Als het nu avond geworden was, toen de zon onderging, brachten zij tot Hem allen, die kwalijk gesteld en van den duivel bezeten waren. |
Markus 2:25 | En Hij zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen, wat David gedaan heeft, als hij nood had, en hem hongerde, en dengenen, die met hem [waren]? |
Markus 4:10 | En als Hij nu alleen was, vraagden Hem degenen, die omtrent Hem [waren], met de twaalven, naar de gelijkenis. |
Markus 6:21 | En als er een welgelegen dag gekomen was, toen Herodes, op den dag zijner geboorte, een maaltijd aanrichtte, voor zijn groten, en de oversten over duizend, en de voornaamsten van Galilea; |
Markus 7:17 | En toen Hij van de schare in huis gekomen was, vraagden Hem Zijn discipelen van de gelijkenis. |
Markus 8:19 | En gedenkt gij niet, toen Ik de vijf broden brak onder de vijf duizend mannen, hoeveel volle korven met brokken gij opnaamt? Zij zeiden Hem: Twaalf. |
Markus 8:20 | En toen Ik de zeven [brak] onder de vier duizend mannen, hoeveel volle manden met brokken gij opnaamt? En zij zeiden: Zeven. |