Lukas 8:31 | En zij baden Hem, dat Hij hun niet gebieden zou in den afgrond heen te varen. |
Lukas 8:32 | En aldaar was een kudde veler zwijnen, weidende op den berg; en zij baden Hem, dat Hij hun wilde toelaten in dezelve te varen. En Hij liet het hun toe. |
Lukas 8:41 | En ziet, er kwam een man, wiens naam was Jairus, en hij was een overste der synagoge; en hij viel aan de voeten van Jezus, en bad Hem, dat Hij in zijn huis wilde komen. |
Lukas 15:28 | Maar hij werd toornig, en wilde niet ingaan. Zo ging dan zijn vader uit, en bad hem. |
Lukas 16:25 | Maar Abraham zeide: Kind, gedenk, dat gij uw goed ontvangen hebt in uw leven, en Lazarus desgelijks het kwade; en nu wordt hij vertroost, en gij lijdt smarten. |
Handelingen 2:40 | En met veel meer andere woorden betuigde hij, en vermaande [hen], zeggende: Wordt behouden van dit verkeerd geslacht! |
Handelingen 8:31 | En hij zeide: Hoe zou ik toch kunnen, zo mij niet iemand onderricht? En hij bad Filippus, dat hij zou opkomen, en bij hem zitten. |
Handelingen 9:38 | En alzo Lydda nabij Joppe was, de discipelen, horende, dat Petrus aldaar was, zonden twee mannen tot hem, biddende, dat hij niet zou vertoeven tot hen over te komen. |
Handelingen 11:23 | Dewelke, daar gekomen zijnde, en de genade Gods ziende, werd verblijd, en vermaande hen allen, dat zij met een voornemen des harten bij den Heere zouden blijven. |
Handelingen 13:42 | En als de Joden uitgegaan waren uit de synagoge, baden de heidenen, dat tegen den naasten sabbat hun dezelfde woorden zouden gesproken worden. |
Handelingen 14:22 | Versterkende de zielen der discipelen, en vermanende, dat zij zouden blijven in het geloof, en dat wij door vele verdrukkingen moeten ingaan in het Koninkrijk Gods. |
Handelingen 15:32 | Judas nu en Silas, die ook zelven profeten waren, vermaanden de broeders met vele woorden, en versterkten hen. |
Handelingen 16:9 | En van Paulus werd in den nacht een gezicht gezien: er was een Macedonisch man staande, die hem bad en zeide: Kom over in Macedonie, en help ons. |
Handelingen 16:15 | En als zij gedoopt was, en haar huis, bad [zij ons], zeggende: Indien gij hebt geoordeeld, dat ik den Heere getrouw ben, zo komt in mijn huis, en blijft er. En zij dwong ons. |
Handelingen 16:39 | En zij, komende, baden hen, en als zij hen uitgeleid hadden, begeerden zij, dat zij uit de stad gaan zouden. |
Handelingen 16:40 | En uitgegaan zijnde uit de gevangenis, gingen zij in tot Lydia; en de broeders gezien hebbende, vertroostten zij dezelve, en gingen uit [de stad]. |
Handelingen 19:31 | En sommigen ook der oversten van Azie, die hem vrienden waren, zonden tot hem, en baden, dat hij zichzelven op de schouwplaats niet zou begeven. |
Handelingen 20:2 | En als hij die delen doorgereisd, en hen met vele redenen vermaand had, kwam hij in Griekenland. |
Handelingen 20:12 | En zij brachten den knecht levende, en waren bovenmate vertroost. |
Handelingen 21:12 | Als wij nu dit hoorden, baden beiden wij en die van die plaats waren, dat hij niet zou opgaan naar Jeruzalem. |