Handelingen 3:12 | En Petrus, [dat] ziende, antwoordde tot het volk: Gij Israelietische mannen, wat verwondert gij u over dit, of wat ziet gij [zo] sterk op ons, alsof wij door onze eigen kracht of godzaligheid dezen hadden doen wandelen? |
Handelingen 14:8 | En een zeker man, te Lystre, zat onmachtig aan de voeten, kreupel zijnde van zijner moeders lijf, die nooit had gewandeld. |
Handelingen 14:10 | Zeide met grote stem: Sta recht op uw voeten! En hij sprong op en wandelde. |
Handelingen 21:21 | En zij zijn aangaande u bericht, dat gij al de Joden, die onder de heidenen zijn, leert van Mozes afvallen, zeggende: dat zij de kinderen niet zouden besnijden, noch naar de wijze [der wet] wandelen. |
Romeinen 6:4 | Wij zijn dan met Hem begraven, door den doop in den dood, opdat, gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden. |
Romeinen 8:1 | Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest. |
Romeinen 8:4 | Opdat het recht der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest. |
Romeinen 13:13 | Laat ons, als in den dag, eerlijk wandelen; niet in brasserijen en dronkenschappen, niet in slaapkameren en ontuchtigheden, niet in twist en nijdigheid; |
Romeinen 14:15 | Maar indien uw broeder om der spijze wil bedroefd wordt, zo wandelt gij niet meer naar liefde. Verderf dien niet met uw spijze, voor welken Christus gestorven is. |
1 Corinthiers 3:3 | Want gij zijt nog vleselijk; want dewijl onder u nijd is, en twist, en tweedracht, zijt gij niet vleselijk, en wandelt [gij niet] naar den mens? |
1 Corinthiers 7:17 | Doch gelijk God aan een iegelijk heeft uitgedeeld, gelijk de Heere een iegelijk geroepen heeft, dat hij alzo wandele; en alzo verordene ik in al de Gemeenten. |
2 Corinthiers 4:2 | Maar wij hebben verworpen de bedekselen der schande, niet wandelende in arglistigheid, noch het Woord Gods vervalsende, maar door openbaring der waarheid onszelven aangenaam makende bij alle gewetens der mensen, in de tegenwoordigheid Gods. |
2 Corinthiers 5:7 | (Want wij wandelen door geloof [en] niet door aanschouwen.) |
2 Corinthiers 10:2 | Ik bid dan, dat ik, tegenwoordig zijnde, niet stout moge zijn met die vrijmoedigheid, waarmede ik geacht word stoutelijk gehandeld te hebben tegen sommigen, die ons achten, alsof wij naar het vlees wandelden. |
2 Corinthiers 10:3 | Want wandelende in het vlees, voeren wij den krijg niet naar het vlees; |
2 Corinthiers 12:18 | Ik heb Titus gebeden, en den broeder medegezonden; heeft ook Titus van u zijn voordeel gezocht? Hebben wij niet in denzelfden geest gewandeld? [Hebben wij] niet [gewandeld] in dezelfde voetstappen? |
Galaten 5:16 | En ik zeg: Wandelt door den Geest en volbrengt de begeerlijkheden des vleses niet. |
Efeziers 2:2 | In welke gij eertijds gewandeld hebt, naar de eeuw dezer wereld, naar den overste van de macht der lucht, van den geest, die nu werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid; |
Efeziers 2:10 | Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke God voorbereid heeft, opdat wij in dezelve zouden wandelen. |
Efeziers 4:1 | Zo bid ik u dan, ik, de gevangene in den Heere, dat gij wandelt waardiglijk der roeping, met welke gij geroepen zijt; |