G4214 πόσος
hoe groot, hoe veel

Bijbelteksten

Mattheus 6:23Maar indien uw oog boos is, zo zal geheel uw lichaam duister zijn. Indien dan het licht, dat in u is, duisternis is, hoe groot [zal] de duisternis [zelve zijn]!
Mattheus 7:11Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal uw Vader, Die in de hemelen is, goede [gaven] geven dengenen, die ze van Hem bidden!
Mattheus 10:25Het [zij] den discipel genoeg, dat hij worde gelijk zijn meester, en de dienstknecht gelijk zijn heer. Indien zij den Heere des huizes Beelzebul hebben geheten, hoeveel te meer Zijn huisgenoten!
Mattheus 12:12Hoe veel gaat nu een mens een schaap te boven? Zo is het dan op de sabbatdagen geoorloofd wel te doen.
Mattheus 15:34En Jezus zeide tot hen: Hoevele broden hebt gij? Zij zeiden: Zeven, en weinige visjes.
Mattheus 16:9Verstaat gij nog niet? en gedenkt gij niet aan de vijf broden der vijf duizend [mannen]; en hoevele korven gij opnaamt?
Mattheus 16:10Noch aan de zeven broden der vier duizend [mannen], en hoevele manden gij opnaamt?
Mattheus 27:13Toen zeide Pilatus tot Hem: Hoort Gij niet, hoevele [zaken] zij tegen U getuigen?
Markus 6:38En Hij zeide tot hen: Hoeveel broden hebt gij? Gaat heen en beziet [het]. En toen zij het vernomen hadden, zeiden zij: Vijf, en twee vissen.
Markus 8:5En Hij vraagde hun: Hoeveel broden hebt gij? En zij zeiden: Zeven.
Markus 8:19En gedenkt gij niet, toen Ik de vijf broden brak onder de vijf duizend mannen, hoeveel volle korven met brokken gij opnaamt? Zij zeiden Hem: Twaalf.
Markus 8:20En toen Ik de zeven [brak] onder de vier duizend mannen, hoeveel volle manden met brokken gij opnaamt? En zij zeiden: Zeven.
Markus 9:21En Hij vraagde zijn vader: Hoe langen tijd is het, dat hem dit overkomen is? En hij zeide: Van [zijn] kindsheid af.
Markus 15:4En Pilatus vraagde Hem wederom, zeggende: Antwoordt Gij niet? Zie, hoe vele [zaken] zij tegen U getuigen!
Lukas 11:13Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal de hemelse Vader den Heiligen Geest geven dengenen, die Hem bidden?
Lukas 12:24Aanmerkt de raven, dat zij niet zaaien, noch maaien, welke geen spijskamer noch schuur hebben, en God voedt dezelve; hoeveel gaat gij de vogelen te boven?
Lukas 12:28Indien nu God het gras dat heden op het veld is, en morgen in den oven geworpen wordt, alzo bekleedt, hoeveel meer u, gij kleingelovigen!
Lukas 15:17En tot zichzelven gekomen zijnde, zeide hij: Hoe vele huurlingen mijns vaders hebben overvloed van brood, en ik verga van honger!
Lukas 16:5En hij riep tot zich een iegelijk van de schuldenaars zijns heeren, en zeide tot den eersten: Hoeveel zijt gij mijn heer schuldig?
Lukas 16:7Daarna zeide hij tot een anderen: En gij, hoeveel zijt gij schuldig? En hij zeide: Honderd mudden tarwe. En hij zeide tot hem: Neem uw handschrift, en schrijf tachtig.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen