G4687 σπείρω
zaaien, zaad verspreiden, uitstrooien

Bijbelteksten

Markus 4:16En dezen zijn desgelijks, die op de steenachtige [plaatsen] bezaaid worden; welke, als zij het Woord gehoord hebben, terstond hetzelve met vreugde ontvangen;
Markus 4:18En dezen zijn, die in de doornen bezaaid worden, [namelijk] degenen, die het Woord horen;
Markus 4:20En dezen zijn, die in de goede aarde bezaaid zijn, welke het Woord horen en aannemen, en dragen vruchten, het ene dertig-, en het andere zestig-, en het andere honderd[voud].
Markus 4:31[Namelijk] bij een mosterdzaad, hetwelk, wanneer het in de aarde gezaaid wordt, het minste is van al de zaden, die op de aarde [zijn].
Markus 4:32En wanneer het gezaaid is, gaat het op, en wordt het meeste van al de moeskruiden, en maakt grote takken, alzo dat de vogelen des hemels onder zijn schaduw kunnen nestelen.
Lukas 8:5Een zaaier ging uit, om zijn zaad te zaaien; en als hij zaaide, viel het ene bij den weg, en werd vertreden, en de vogelen des hemels aten dat op.
Lukas 12:24Aanmerkt de raven, dat zij niet zaaien, noch maaien, welke geen spijskamer noch schuur hebben, en God voedt dezelve; hoeveel gaat gij de vogelen te boven?
Lukas 19:21Want ik vreesde u, omdat gij een straf mens zijt; gij neemt weg, wat gij niet gelegd hebt, en gij maait, wat gij niet gezaaid hebt.
Lukas 19:22Maar hij zeide tot hem: Uit uw mond zal ik u oordelen, gij boze dienstknecht! Gij wist, dat ik een straf mens ben, nemende weg, wat ik niet gelegd heb, en maaiende, wat ik niet gezaaid heb.
Johannes 4:36En die maait, ontvangt loon, en vergadert vrucht ten eeuwigen leven; opdat zich te zamen verblijde, beide, die zaait en die maait.
Johannes 4:37Want hierin is die spreuk waarachtig: Een ander is het, die zaait, en een ander, die maait.
1 Corinthiers 9:11Indien wij ulieden het geestelijke gezaaid hebben, is het een grote [zaak], zo wij het uwe, dat lichamelijk is, maaien?
1 Corinthiers 15:36Gij dwaas, hetgeen gij zaait, wordt niet levend, tenzij dat het gestorven is;
1 Corinthiers 15:37En hetgeen gij zaait, [daarvan] zaait gij het lichaam niet, dat worden zal, maar een bloot graan, naar het voorvalt, van tarwe, of van enig der andere [granen].
1 Corinthiers 15:42Alzo zal ook de opstanding der doden zijn. Het [lichaam] wordt gezaaid in verderfelijkheid, het wordt opgewekt in onverderfelijkheid;
1 Corinthiers 15:43Het wordt gezaaid in oneer, het wordt opgewekt in heerlijkheid; het wordt gezaaid in zwakheid, het wordt opgewekt in kracht.
1 Corinthiers 15:44Een natuurlijk lichaam wordt er gezaaid, een geestelijk lichaam wordt er opgewekt. Er is een natuurlijk lichaam, en er is een geestelijk lichaam.
2 Corinthiers 9:6En dit [zeg ik]: Die spaarzamelijk zaait, zal ook spaarzamelijk maaien; en die in zegeningen zaait, zal ook in zegeningen maaien.
2 Corinthiers 9:10Doch Die het zaad den zaaier verleent, Die verlene ook brood tot spijze, en vermenigvuldige uw gezaaisel, en vermeerdere de vruchten uwer gerechtigheid;
Galaten 6:7Dwaalt niet; God laat Zich niet bespotten; want zo wat de mens zaait, dat zal hij ook maaien.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen