Mattheus 5:40 | En zo iemand met u rechten wil, en uw rok nemen, laat hem ook den mantel; |
Mattheus 10:10 | Noch male tot den weg, noch twee rokken, noch schoenen, noch staf; want de arbeider is zijn voedsel waardig. |
Markus 6:9 | Maar dat zij schoenzolen zouden aanbinden, en met geen twee rokken gekleed zijn. |
Markus 14:63 | En de hogepriester, verscheurende zijn klederen, zeide: Wat hebben wij nog getuigen van node? |
Lukas 3:11 | En hij, antwoordende, zeide tot hen: Die twee rokken heeft, dele hem mede, die geen heeft; en die spijze heeft, doe desgelijks. |
Lukas 6:29 | Dengene, die u aan de wang slaat, biedt ook de andere; en dengene, die u den mantel neemt, verhindert ook den rok niet [te nemen]. |
Lukas 9:3 | En Hij zeide tot hen: Neemt niets mede tot den weg, noch staven, noch male, noch brood, noch geld; noch iemand van u zal twee rokken hebben. |
Johannes 19:23 | De krijgsknechten dan, als zij Jezus gekruist hadden, namen Zijn klederen, (en maakten vier delen, voor elken krijgsknecht een deel) en den rok. De rok nu was zonder naad, van boven af geheel geweven. |
Handelingen 9:39 | En Petrus stond op, en ging met hen; welken zij, als hij daar gekomen was, in de opperzaal leidden. En al de weduwen stonden bij hem, wenende, en tonende de rokken en klederen, die Dorkas gemaakt had, als zij bij haar was. |
Judas 1:23 | Maar behoudt anderen door vreze, en grijpt ze uit het vuur; en haat ook den rok, die van het vlees bevlekt is. |