Romeinen 16:1 | En ik beveel u Febe, onze zuster, die een dienares is der Gemeente, die te Kenchreen is; |
Romeinen 16:11 | Groet Herodion, die van mijn maagschap is. Groet hen, die van [het huisgezin] van Narcissus [zijn], degenen [namelijk], die in den Heere zijn. |
1 Corinthiers 1:2 | Aan de Gemeente Gods, die te Korinthe is, den geheiligden in Christus Jezus, den geroepenen heiligen, met allen, die den Naam van onzen Heere Jezus Christus aanroepen in alle plaats, beide hun en onzen [Heere]; |
1 Corinthiers 1:28 | En het onedele der wereld, en het verachte heeft God uitverkoren, en hetgeen niets is, opdat Hij hetgeen [iets] is, te niet zou maken; |
1 Corinthiers 8:7 | Doch in allen is de kennis niet; maar sommigen, met een geweten des afgods tot nog toe, eten als [iets] dat den afgoden geofferd is; en hun geweten, zwak zijnde, wordt bevlekt. |
1 Corinthiers 8:10 | Want zo iemand u, die de kennis hebt, ziet in der afgoden tempel aanzitten, zal het geweten deszelven, die zwak is, niet gestijfd worden, om te eten de dingen, die den afgoden geofferd zijn? |
1 Corinthiers 9:19 | Want daar ik van allen vrij was, heb ik mijzelven allen dienstbaar gemaakt, opdat ik er meer zou winnen. |
1 Corinthiers 9:21 | Degenen, die zonder de wet zijn, [ben ik geworden] als zonder de wet zijnde (Gode [nochtans] zijnde niet zonder de wet, maar voor Christus onder de wet), opdat ik degenen, die zonder de wet zijn, winnen zou. |
1 Corinthiers 12:12 | Want gelijk het lichaam een is, en vele leden heeft, en al de leden van dit ene lichaam, vele zijnde, [maar] een lichaam zijn, alzo ook Christus. |
2 Corinthiers 1:1 | Paulus, een apostel van Jezus Christus, door den wil van God, en Timotheus, de broeder, aan de Gemeente Gods, die te Korinthe is, met al de heiligen, die in geheel Achaje zijn: |
2 Corinthiers 5:4 | Want ook wij, die in dezen tabernakel zijn, zuchten, bezwaard zijnde; nademaal wij niet willen ontkleed, maar overkleed worden, opdat het sterfelijke van het leven verslonden worde. |
2 Corinthiers 8:9 | Want gij weet de genade van onzen Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden. |
2 Corinthiers 8:22 | Wij hebben ook met hen gezonden onzen broeder, welken wij in vele dingen dikmaals beproefd hebben, dat hij naarstig is; en nu veel naarstiger, door het groot vertrouwen, dat [hij heeft] tot ulieden. |
2 Corinthiers 11:19 | Want gij verdraagt gaarne de onwijzen, dewijl gij wijs zijt. |
2 Corinthiers 11:31 | De God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die geprezen is in der eeuwigheid, weet, dat ik niet lieg. |
Galaten 2:3 | Maar ook Titus, die met mij was, een Griek zijnde, werd niet genoodzaakt zich te laten besnijden. |
Galaten 4:1 | Doch ik zeg, zo langen tijd als de erfgenaam een kind is, zo verschilt hij niets van een dienstknecht, hoewel hij een heer is van alles; |
Galaten 4:8 | Maar toen, als gij God niet kendet, diendet gij degenen, die van nature geen goden zijn; |
Galaten 6:3 | Want zo iemand meent iets te zijn, daar hij niets is, die bedriegt zichzelven in [zijn] gemoed. |
Efeziers 1:1 | Paulus, een apostel van Jezus Christus, door den wil van God, aan de heiligen, die te Efeze zijn, en gelovigen in Christus Jezus: |