Lukas 23:34 | En Jezus zeide: Vader, vergeef het hun; want zij weten niet, wat zij doen. En verdelende Zijn klederen, wierpen zij het lot. |
Lukas 23:50 | En zie, een man, met name Jozef, zijnde een raadsheer, een goed en rechtvaardig man, |
Lukas 24:4 | En het geschiedde, als zij daarover twijfelmoedig waren, zie, twee mannen stonden bij haar in blinkende klederen. |
Lukas 24:13 | En zie, twee van hen gingen op denzelfden dag naar een vlek, dat zestig stadien van Jeruzalem was, welks naam was Emmaus; |
Lukas 24:39 | Ziet Mijn handen en Mijn voeten; want Ik ben het Zelf; tast Mij aan, en ziet; want een geest heeft geen vlees en benen, gelijk gij ziet, dat Ik heb. |
Lukas 24:49 | En ziet, Ik zende de belofte Mijns Vaders op u; maar blijft gij in de stad Jeruzalem, totdat gij zult aangedaan zijn met kracht uit de hoogte. |
Johannes 1:39 | Wat zoekt gij? En zij zeiden tot Hem: Rabbi (hetwelk is te zeggen, overgezet zijnde, Meester) waar woont Gij? |
Johannes 4:7 | Er kwam een vrouw uit Samaria om water te putten. Jezus zeide tot haar: Geef Mij te drinken. |
Johannes 4:10 | Jezus antwoordde en zeide tot haar: Indien gij de gave Gods kendet, en Wie Hij is, Die tot u zegt: Geef Mij te drinken, zo zoudt gij van Hem hebben begeerd, en Hij zoude u levend water gegeven hebben. |
Johannes 4:15 | De vrouw zeide tot Hem: Heere, geef mij dat water, opdat mij niet dorste, en ik hier niet [moet] komen, om te putten. |
Johannes 4:16 | Jezus zeide tot haar: Ga heen, roep uw man, en kom hier. |
Johannes 4:29 | Komt, ziet een Mens, Die mij gezegd heeft alles, wat ik gedaan heb; is Deze niet de Christus? |
Johannes 4:31 | En ondertussen baden Hem de discipelen, zeggende: Rabbi, eet. |
Johannes 4:35 | Zegt gijlieden niet: Het zijn nog vier maanden, en [dan] komt de oogst? Ziet, Ik zeg u: Heft uw ogen op en aanschouwt de landen; want zij zijn alrede wit om te oogsten. |
Johannes 4:49 | De koninklijke [hoveling] zeide tot Hem: Heere, kom af, eer mijn kind sterft. |
Johannes 6:12 | En als zij verzadigd waren, zeide Hij tot Zijn discipelen: Vergadert de overgeschoten brokken, opdat er niets verloren ga. |
Johannes 6:34 | Zij zeiden dan tot Hem: Heere, geef ons altijd dit Brood. |
Johannes 7:3 | Zo zeiden dan Zijn broeders tot Hem: Vertrek van hier, en ga heen in Judea, opdat ook Uw discipelen Uw werken mogen aanschouwen, die Gij doet. |
Johannes 7:8 | Gaat gijlieden op tot dit feest; Ik ga nog niet op tot dit feest; want Mijn tijd is nog niet vervuld. |
Johannes 8:7 | En als zij Hem bleven vragen, richtte Hij Zich op, en zeide tot hen: Die van ulieden zonder zonde is, werpe eerst den steen op haar. |