Mattheus 20:26 | Doch alzo zal het onder u niet zijn; maar zo wie onder u zal willen groot worden, [die] zij uw dienaar; |
Mattheus 24:6 | En gij zult horen van oorlogen, en geruchten van oorlogen; ziet toe, wordt niet verschrikt; want al [die] dingen moeten geschieden, maar nog is het einde niet. |
Mattheus 26:54 | Hoe zouden dan de Schriften vervuld worden, [die zeggen], dat het alzo geschieden moet? |
Markus 1:17 | En Jezus zeide tot hen: Volgt Mij na, en Ik zal maken, dat gij vissers der mensen zult worden. |
Markus 10:43 | Doch alzo zal het onder u niet zijn; maar zo wie onder u groot zal willen worden, die zal uw dienaar zijn. |
Markus 10:44 | En zo wie van u de eerste zal willen worden, die zal aller dienstknecht zijn. |
Markus 13:7 | En wanneer gij zult horen van oorlogen, en geruchten van oorlogen, zo wordt niet verschrikt; want [dit] moet geschieden; maar nog is het einde niet. |
Lukas 3:22 | En dat de Heilige Geest op Hem nederdaalde, in lichamelijke gedaante, gelijk een duif; en dat er een stem geschiedde uit den hemel, zeggende: Gij zijt Mijn geliefde Zoon, in U heb Ik Mijn welbehagen! |
Lukas 9:36 | En als de stem geschiedde, zo werd Jezus alleen gevonden. En zij zwegen stil, en verhaalden in die dagen niemand iets van hetgeen zij gezien hadden. |
Lukas 20:26 | En zij konden Hem in [Zijn] woord niet vatten voor het volk; en zich verwonderende over Zijn antwoord, zwegen zij stil. |
Lukas 21:9 | En wanneer gij zult horen van oorlogen en beroerten, zo wordt niet verschrikt; want deze dingen moeten eerst geschieden; maar [nog] is terstond het einde niet. |
Lukas 23:24 | En Pilatus oordeelde, dat hun eis geschieden zou. |
Johannes 1:12 | Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, [namelijk] die in Zijn Naam geloven; |
Johannes 3:9 | Nicodemus antwoordde en zeide tot Hem: Hoe kunnen deze dingen geschieden? |
Johannes 5:6 | Jezus, ziende dezen liggen, en wetende, dat hij nu langen tijd gelegen had, zeide tot hem: Wilt gij gezond worden? |
Johannes 8:58 | Jezus zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Eer Abraham was, ben Ik. |
Johannes 9:27 | Hij antwoordde hun: Ik heb het u alrede gezegd, en gij hebt het niet gehoord; wat wilt gij het wederom horen? Wilt gijlieden ook Zijn discipelen worden? |
Johannes 13:19 | Van nu zeg Ik het ulieden, eer het geschied is, opdat, wanneer het geschied zal zijn, gij geloven moogt, dat Ik het ben. |
Johannes 13:24 | Simon Petrus dan wenkte dezen, dat hij vragen zou, wie hij toch ware, van welken Hij [dit] zeide. |
Johannes 14:29 | En nu heb Ik het u gezegd, eer het geschied is; opdat, wanneer het geschied zal zijn, gij geloven moogt. |