Mattheus 2:3 | De koning Herodes nu, [dit] gehoord hebbende, werd ontroerd, en geheel Jeruzalem, met hem. |
Mattheus 2:7 | Toen heeft Herodes de wijzen heimelijk geroepen, en vernam naarstiglijk van hen den tijd, wanneer de ster verschenen was; |
Mattheus 2:8 | En hen naar Bethlehem zendende, zeide: Reist heen, en onderzoekt naarstiglijk naar dat Kindeken, en als gij Het zult gevonden hebben, boodschapt het mij, opdat ik ook kome en Datzelve aanbidde. |
Mattheus 2:9 | En zij, den koning gehoord hebbende, zijn heengereisd; en ziet, de ster, die zij in het oosten gezien hadden, ging hun voor, totdat zij kwam en stond boven [de plaats], waar het Kindeken was. |
Mattheus 2:11 | En in het huis gekomen zijnde, vonden zij het Kindeken met Maria, Zijn moeder, en nedervallende hebben zij Hetzelve aangebeden; en hun schatten opengedaan hebbende, brachten zij Hem geschenken: goud en wierook, en mirre. |
Mattheus 2:13 | Toen zij nu vertrokken waren, ziet, de engel des Heeren verschijnt Jozef in den droom, zeggende: Sta op, en neem tot u het Kindeken en Zijn moeder, en vlied in Egypte, en wees aldaar, totdat ik het u zeggen zal; want Herodes zal het Kindeken zoeken, om Hetzelve te doden. |
Mattheus 2:16 | Als Herodes zag, dat hij van de wijzen bedrogen was, toen werd hij zeer toornig, en [enigen] afgezonden hebbende, heeft omgebracht al de kinderen, die binnen Bethlehem, en in al deszelfs landpalen [waren], van twee jaren [oud] en daaronder, naar den tijd, dien hij van de wijzen naarstiglijk onderzocht had. |
Mattheus 2:19 | Toen Herodes nu gestorven was, ziet, de engel des Heeren verschijnt Jozef in den droom, in Egypte. |
Mattheus 2:22 | Maar als hij hoorde, dat Archelaus in Judea koning was, in de plaats van zijn vader Herodes, vreesde hij daarheen te gaan; maar door Goddelijke openbaring vermaand in den droom, is hij vertrokken in de delen van Galilea. |
Mattheus 4:2 | En als Hij veertig dagen en veertig nachten gevast had, hongerde Hem ten laatste. |
Mattheus 4:12 | Als nu Jezus gehoord had, dat Johannes overgeleverd was, is Hij wedergekeerd naar Galilea; |
Mattheus 5:1 | En [Jezus], de schare ziende, is geklommen op een berg, en als Hij nedergezeten was, kwamen Zijn discipelen tot Hem. |
Mattheus 5:2 | En Zijn mond geopend hebbende, leerde Hij hen, zeggende: |
Mattheus 6:6 | Maar gij, wanneer gij bidt, gaat in uw binnenkamer, en uw deur gesloten hebbende, bidt uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden. |
Mattheus 8:3 | En Jezus, de hand uitstrekkende, heeft hem aangeraakt, zeggende: Ik wil, word gereinigd! En terstond werd [hij van] zijn melaatsheid gereinigd. |
Mattheus 8:10 | Jezus nu, [dit] horende, heeft Zich verwonderd, en zeide tot dengenen, die [Hem] volgden: Voorwaar zeg Ik u, Ik heb zelfs in Israel zo groot een geloof niet gevonden. |
Mattheus 9:12 | Maar Jezus, [zulks] horende, zeide tot hen: Die gezond zijn hebben den medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn. |
Mattheus 10:5 | Deze twaalf heeft Jezus uitgezonden, en hun bevel gegeven, zeggende: Gij zult niet heengaan op den weg der heidenen, en gij zult niet ingaan in [enige] stad der Samaritanen. |
Mattheus 10:22 | En gij zult van allen gehaat worden om Mijn Naam; maar die volstandig zal blijven tot het einde, die zal zalig worden. |
Mattheus 10:39 | Die zijn ziel vindt, zal [dezelve] verliezen; en die zijn ziel zal verloren hebben om Mijnentwil, zal dezelve vinden. |