Handelingen 4:3 | En zij sloegen de handen aan hen, en zetten ze in bewaring tot den anderen dag; want het was nu avond. |
Handelingen 4:6 | En Annas, de hogepriester, en Kajafas, en Johannes, en Alexander, en zovele er van het hogepriesterlijk geslacht waren. |
Handelingen 4:13 | Zij nu, ziende de vrijmoedigheid van Petrus en Johannes, en vernemende, dat zij ongeleerde en slechte mensen waren, verwonderden zich, en kenden hen, dat zij met Jezus geweest waren. |
Handelingen 4:22 | Want de mens was meer dan veertig jaren oud, aan welken dit teken der genezing geschied was. |
Handelingen 4:31 | En als zij gebeden hadden, werd de plaats, in welke zij vergaderd waren, bewogen. En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest, en spraken het Woord Gods met vrijmoedigheid. |
Handelingen 4:32 | En de menigte van degenen, die geloofden, was een hart en een ziel; en niemand zeide, dat iets van hetgeen hij had, zijn eigen ware, maar alle dingen waren hun gemeen. |
Handelingen 4:33 | En de apostelen gaven met grote kracht getuigenis van de opstanding van den Heere Jezus; en er was grote genade over hen allen. |
Handelingen 5:12 | En door de handen der apostelen geschiedden vele tekenen en wonderen onder het volk; en zij waren allen eendrachtelijk in het voorhof van Salomo. |
Handelingen 7:2 | En hij zeide: Gij mannen broeders en vaders, hoort toe: de God der heerlijkheid verscheen onzen vader Abraham, [nog] zijnde in Mesopotamie, eer hij woonde in Charran; |
Handelingen 7:9 | En de patriarchen, nijdig zijnde, verkochten Jozef, [om] naar Egypte [gebracht te worden]; en God was met hem, |
Handelingen 7:20 | In welken tijd Mozes werd geboren, en was uitnemend schoon; welke drie maanden opgevoed werd in het huis zijns vaders. |
Handelingen 7:22 | En Mozes werd onderwezen in alle wijsheid der Egyptenaren; en was machtig in woorden en in werken. |
Handelingen 7:44 | De tabernakel der getuigenis was onder onze vaderen in de woestijn, gelijk geordineerd had Hij, Die tot Mozes zeide, dat hij denzelven maken zou naar de afbeelding, die hij gezien had; |
Handelingen 8:1 | En Saulus had mede een welbehagen aan zijn dood. En er werd te dien dage een grote vervolging tegen de Gemeente, die te Jeruzalem was; en zij werden allen verstrooid door de landen van Judea en Samaria, behalve de apostelen. |
Handelingen 8:13 | En Simon geloofde ook zelf, en gedoopt zijnde, bleef gedurig bij Filippus; en ziende de tekenen en grote krachten, die er geschiedden, ontzette hij zich. |
Handelingen 8:16 | (Want Hij was nog op niemand van hen gevallen, maar zij waren alleenlijk gedoopt in den Naam van den Heere Jezus.) |
Handelingen 8:27 | En hij stond op en ging heen; en ziet, een Moorman, een kamerling, [en] een machtig heer van Candace, de koningin der Moren, die over al haar schat was, welke was gekomen om aan te bidden te Jeruzalem; |
Handelingen 8:28 | En hij keerde wederom, en zat op zijn wagen, en las den profeet Jesaja. |
Handelingen 8:32 | En de plaats der Schriftuur, die hij las, was deze: Hij is gelijk een schaap ter slachting geleid; en gelijk een lam stemmeloos is voor dien, die het scheert, alzo doet Hij Zijn mond niet open. |
Handelingen 9:9 | En hij was drie dagen, dat hij niet zag, en at niet, en dronk niet. |