G5904

Bijbelteksten

1 Corinthiers 9:9Want in de wet van Mozes is geschreven: Gij zult een dorsenden os niet muilbanden. Zorgt ook God voor de ossen?
1 Corinthiers 10:23Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen zijn niet oorbaar; alle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen stichten niet.
1 Corinthiers 11:19Want er moeten ook ketterijen onder u zijn, opdat degenen, die oprecht zijn, openbaar mogen worden onder u.
1 Corinthiers 15:25Want Hij moet als Koning heersen, totdat Hij al de vijanden onder Zijn voeten zal gelegd hebben.
1 Corinthiers 15:53Want dit verderfelijke moet onverderfelijkheid aandoen, en dit sterfelijke [moet] onsterfelijkheid aandoen.
2 Corinthiers 5:10Want wij allen moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage, hetgeen door het lichaam [geschiedt], naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.
2 Corinthiers 11:30Indien men moet roemen, zo zal ik roemen de dingen mijner zwakheid.
Efeziers 5:3Maar hoererij en alle onreinigheid, of gierigheid, laat ook onder u niet genoemd worden, gelijkerwijs het den heiligen betaamt,
Efeziers 6:20Waarover ik een gezant ben in een keten, opdat ik in hetzelve vrijmoediglijk moge spreken, gelijk mij betaamt te spreken.
Colossenzen 4:4Opdat ik dezelve moge openbaren, gelijk ik moet spreken.
Colossenzen 4:6Uw woord zij te allen tijd in aangenaamheid, met zout besprengd, opdat gij moogt weten hoe gij een iegelijk moet antwoorden.
1 Thessalonicensen 4:1Voorts dan, broeders, wij bidden en vermanen u in den Heere Jezus, gelijk gij van ons ontvangen hebt, hoe gij moet wandelen en Gode behagen, dat gij [daarin] meer overvloedig wordt.
2 Thessalonicensen 3:7Want gijzelven weet, hoe men ons behoort na te volgen; want wij hebben ons niet ongeregeld gedragen onder u;
1 Timotheus 2:10Maar (hetwelk de vrouwen betaamt, die de godvruchtigheid belijden) door goede werken.
1 Timotheus 3:2Een opziener dan moet onberispelijk zijn, ener vrouwe man, wakker, matig, eerbaar, gaarne herbergende, bekwaam om te leren;
1 Timotheus 3:7En hij moet ook een goede getuigenis hebben van degenen, die buiten zijn, opdat hij niet valle in smaadheid, en [in] den strik des duivels.
1 Timotheus 3:15Maar zo ik vertoef, opdat gij moogt weten, hoe men in het huis Gods moet verkeren, hetwelk is de Gemeente des levenden Gods, een pilaar en vastigheid der waarheid.
2 Timotheus 2:6De landman, als hij arbeidt, moet alzo eerst de vruchten genieten.
2 Timotheus 2:24En een dienstknecht des Heeren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te leren, [en] die de kwaden kan verdragen;
Titus 1:7Want een opziener moet onberispelijk zijn, als een huisverzorger Gods, niet eigenzinnig, niet genegen tot toornigheid, niet genegen tot den wijn, geen smijter, geen vuil-gewinzoeker;

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken