Genesis 25:30 | En Ezau zeide tot Jakob: Laat mij toch slorpen van dat rode, dat rode daar, want ik ben moede; daarom heeft men zijn naam genoemd Edom. |
Genesis 32:3 | En Jakob zond boden uit voor zijn aangezicht tot Ezau, zijn broeder, naar het land Seir, de landstreek van Edom. |
Genesis 36:1 | Dit nu zijn de geboorten van Ezau, welke is Edom. |
Genesis 36:8 | Derhalve woonde Ezau op het gebergte Seir. Ezau is Edom. |
Genesis 36:9 | Dit nu zijn de geboorten van Ezau, den vader der Edomieten, op het gebergte van Seir. |
Genesis 36:16 | De vorst Korah, de vorst Gaetam, de vorst Amalek; dat zijn de vorsten van Elifaz in het land Edom; dat zijn de zonen van Ada. |
Genesis 36:17 | En dit zijn de zonen van Rehuel, den zoon van Ezau: de vorst Nahath, de vorst Zerah, de vorst Samma, de vorst Mizza; dat zijn de vorsten van Rehuel in het land Edom; dat zijn de zonen van Basmath, de huisvrouw van Ezau. |
Genesis 36:19 | Dat zijn de zonen van Ezau, en dat zijn hunlieder vorsten; hij is Edom. |
Genesis 36:21 | En Dison, en Ezer, en Disan; dat zijn de vorsten der Horieten, zonen van Seir, in het land van Edom. |
Genesis 36:31 | En dit zijn koningen, die geregeerd hebben in het land Edom, eer een koning regeerde over de kinderen Israels. |
Genesis 36:32 | Bela dan, de zoon van Beor, regeerde in Edom, en de naam zijner stad was Dinhaba. |
Genesis 36:43 | De vorst Magdiel, de vorst Iram; dit zijn de vorsten van Edom, naar hun woningen, in het land hunner bezitting; hij is Ezau, de vader van Edom. |
Exodus 15:15 | Dan zullen de vorsten van Edom verbaasd wezen; beving zal de machtigen der Moabieten bevangen; al de ingezetenen van Kanaan zullen versmelten! |
Numeri 20:14 | Daarna zond Mozes boden uit Kades tot den koning van Edom, [welke zeiden]: Alzo zegt uw broeder Israel: Gij weet al de moeite, die ons ontmoet is; |
Numeri 20:18 | Doch Edom zeide tot hem: Gij zult door mij niet trekken, opdat ik niet misschien met het zwaard uitga u tegemoet! |
Numeri 20:20 | Doch hij zeide: Gij zult niet doortrekken! En Edom is hem tegemoet uitgetrokken, met een zwaar volk, en met een sterke hand. |
Numeri 20:21 | Alzo weigerde Edom Israël toe te laten door zijn landpale te trekken; daarom week Israël van hem af. |
Numeri 20:23 | De HEERE nu sprak tot Mozes, en tot Aaron, aan den berg Hor, aan de pale van het land van Edom, zeggende: |
Numeri 21:4 | Toen reisden zij van den berg Hor, op den weg der Schelfzee, dat zij om het land der Edomieten heentogen; doch de ziel des volks werd verdrietig op dezen weg. |
Numeri 24:18 | En Edom zal een erfelijke bezitting zijn; en Seir zal zijn vijanden een erfelijke bezitting zijn; doch Israel zal kracht doen. |