H310 אַחַר
achter, achter, na, nadat, aangezien, daarna, van achter(en), aansluiten bij
1 Koningen 15:4 | Maar om Davids wil, gaf de HEERE, zijn God, hem een lamp in Jeruzalem, verwekkende zijn zoon na hem, en bevestigende Jeruzalem. |
1 Koningen 16:3 | Zie, zo zal Ik de nakomelingen van Baesa, en de nakomelingen van zijn huis wegdoen; en Ik zal uw huis maken, gelijk het huis van Jerobeam, den zoon van Nebat. |
1 Koningen 16:21 | Toen werd het volk van Israel verdeeld in twee helften; de helft des volks volgde Tibni, den zoon van Ginath, om hem koning te maken; en de helft volgde Omri. |
1 Koningen 16:22 | Maar het volk, dat Omri volgde, was sterker dan het volk, dat Tibni, den zoon van Ginath, volgde; en Tibni stierf, en Omri regeerde. |
1 Koningen 17:17 | En het geschiedde na deze dingen, dat de zoon dezer vrouw, der waardin van het huis, krank werd; en zijn krankheid werd zeer sterk, totdat geen adem in hem overgebleven was. |
1 Koningen 18:18 | Toen zeide hij: Ik heb Israel niet beroerd, maar gij en uws vaders huis, daarmede, dat gijlieden de geboden des HEEREN verlaten hebt en de Baals nagevolgd zijt. |
1 Koningen 18:21 | Toen naderde Elia tot het ganse volk, en zeide: Hoe lang hinkt gij op twee gedachten? Zo de HEERE God is, volgt Hem na, en zo het Baal is, volgt hem na! Maar het volk antwoordde hem niet een woord. |
1 Koningen 19:11 | En Hij zeide: Ga uit, en sta op dezen berg, voor het aangezicht des HEEREN. En ziet, de HEERE ging voorbij, en een grote en sterke wind, scheurende de bergen, en brekende de steenrotsen, voor den HEERE henen; [doch] de HEERE was in den wind niet; en na dezen wind een aardbeving; de HEERE was [ook] in de aardbeving niet; |
1 Koningen 19:12 | En na de aardbeving een vuur; de HEERE was [ook] in het vuur niet; en na het vuur het suizen van een zachte stilte. |
1 Koningen 19:20 | En hij verliet de runderen, en liep Elia na, en zeide: Dat ik toch mijn vader en mijn moeder kusse, daarna zal ik u navolgen. En hij zeide tot hem: Ga, keer weder; want wat heb ik u gedaan? |
1 Koningen 19:21 | Zo keerde hij weder van achter hem af, en nam een juk runderen, en slachtte het, en met het gereedschap der runderen zood hij hun vlees, hetwelk hij aan het volk gaf; en zij aten. Daarna stond hij op, en volgde Elia na, en diende hem. |
1 Koningen 20:15 | Toen telde hij de jongens van de oversten der landschappen, en zij waren tweehonderd twee en dertig; en na hen telde hij al het volk, al de kinderen Israels, zeven duizend. |
1 Koningen 20:19 | Zo togen deze jongens van de oversten der landschappen uit de stad, en het heir, dat hen navolgde. |
1 Koningen 21:1 | Het geschiedde nu na deze dingen, [alzo] Naboth, een Jizreeliet, een wijngaard had, die te Jizreel was, bij het paleis van Achab, den koning van Samaria. |
1 Koningen 21:21 | Zie, Ik zal kwaad over u brengen, en uw nakomelingen wegdoen; en Ik zal van Achab uitroeien, wat mannelijk is, mitsgaders den beslotene en verlatene in Israel. |
1 Koningen 21:26 | En hij deed zeer gruwelijk, wandelende achter de drekgoden; naar alles, wat de Amorieten gedaan hadden, die God voor het aangezicht van de kinderen Israels uit de bezitting verdreven had. |
1 Koningen 22:33 | En het geschiedde, als de oversten der wagenen zagen, dat hij de koning van Israel niet was, dat zij zich van achter hem afkeerden. |
2 Koningen 1:1 | En Moab viel van Israel af, na Achabs dood. |
2 Koningen 2:24 | En hij keerde zich achterom, en hij zag ze, en vloekte hen, in den Naam des HEEREN. Toen kwamen twee beren uit het woud, en verscheurden van dezelve twee en veertig kinderen. |
2 Koningen 4:30 | Doch de moeder van den jongen zeide: [Zo waarachtig als] de HEERE leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten! Hij stond dan op, en volgde haar na. |