H344 אַיָּה
wouw, kraai, gier

Bijbelteksten

Leviticus 11:14En de gier, en de kraai, naar haar aard;
Deuteronomium 14:13En de wouw, en de kraai, en de gier naar haar aard;
Job 15:23Hij zwerft heen en weder om brood, waar het zijn mag; hij weet, dat bij zijn hand gereed is de dag der duisternis.
Job 28:7De roofvogel heeft het pad niet gekend, en het oog der kraai heeft het niet gezien.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen