H394 אַכְזָרִי
gruwelijk, wreed, onbarmhartig, meedogenloos
Spreuken 5:9 | Opdat gij anderen uw eer niet geeft, en uw jaren den wrede; |
Spreuken 11:17 | Een goedertieren mens doet zijn ziel wel; maar die wreed is, beroert zijn vlees. |
Spreuken 12:10 | De rechtvaardige kent het leven van zijn beest; maar de barmhartigheden der goddelozen zijn wreed. |
Spreuken 17:11 | Zekerlijk, de wederspannige zoekt het kwaad; maar een wrede bode zal tegen hem gezonden worden. |
Jesaja 13:9 | Ziet, de dag des HEEREN komt, gruwelijk, met verbolgenheid en hittigen toorn, om het land te stellen tot verwoesting, en deszelfs zondaars daaruit te verdelgen. |
Jeremia 6:23 | Boog en spies zullen zij voeren, het is een wreed [volk], en zij zullen niet barmhartig zijn; hun stem zal bruisen als de zee, en op paarden zullen zij rijden; het is toegerust, als een man ten oorlog tegen u, o dochter van Sion! |
Jeremia 30:14 | Al uw liefhebbers hebben u vergeten, zij vragen niet naar u; want Ik heb u geslagen [met] eens vijands plage, [met] de kastijding eens wreden; om de grootheid uwer ongerechtigheid, [omdat] uw zonden machtig veel zijn. |
Jeremia 50:42 | Boog en spies zullen zij voeren; wreed zijn zij, en zullen niet barmhartig zijn; hun stem zal bruisen als de zee, en op paarden zullen zij rijden; het is toegerust als een man ten oorlog, tegen u, o dochter van Babel! |