H1363 גֹּבַהּ
verheffing, gelijk hij, trotsheid, hoogte, hoogheid, hoog, hoogmoed

Bijbelteksten

1 Samuel 17:4Toen ging er een kampvechter uit, uit het leger der Filistijnen; zijn naam was Goliath, van Gath; zijn hoogte was zes ellen en een span.
2 Kronieken 3:4En het voorhuis, hetwelk vooraan was, was in de lengte, naar de breedte van het huis, twintig ellen, en de hoogte honderd en twintig; hetwelk hij van binnen overtrok met louter goud.
2 Kronieken 32:26Doch Jehizkia verootmoedigde zich om de verheffing zijns harten, hij en de inwoners van Jeruzalem, zodat de grote toornigheid des HEEREN over hen niet kwam in de dagen van Jehizkia.
Job 11:8[Zij is als] de hoogten der hemelen, wat kunt gij doen? Dieper dan de hel, wat kunt gij weten?
Job 22:12Is niet God [in] de hoogte der hemelen? Zie toch het opperste der sterren aan, dat zij verheven zijn.
Job 40:5Versier u nu met voortreffelijkheid en hoogheid, en bekleed u met majesteit en heerlijkheid!
Psalm 10:4De goddeloze, gelijk hij zijn neus omhoog steekt, onderzoekt niet; al zijn gedachten zijn, dat er geen God is.
Spreuken 16:18Hovaardigheid is voor de verbreking, en hoogheid des geestes voor den val.
Jeremia 48:29Wij hebben Moabs hovaardij gehoord (hij is zeer hovaardig), zijn trotsheid, en zijn hovaardij, en zijn hoogmoed, en zijns harten hoogmoed.
Ezechiel 1:18En hun velgen, die waren zo hoog, dat zij vreselijk waren; en hun velgen waren vol ogen rondom aan die vier [raderen].
Ezechiel 19:11En hij had sterke roeden tot scepteren der heersers, en de stam van elke [roede] werd hoog tussen de dichte takken; en hij werd gezien door zijn hoogte, met de menigte zijner takken.
Ezechiel 31:10Daarom, zo zegt de Heere HEERE: Omdat gij u verheven hebt over [uw] stam, ja, hij stak zijn top op boven het midden der dichte takken, en zijn hart verhief zich over zijn hoogte;
Ezechiel 31:14Opdat zich geen waterrijke bomen verheffen over hun stam, en hun top niet opsteken boven het midden der dichte takken, en geen [bomen], die water drinken, op zichzelven staan vanwege hun hoogte; want zij zijn allen overgegeven ter dood, tot het onderste der aarde, in het midden der mensenkinderen, tot degenen, die in den kuil nederdalen.
Ezechiel 40:42Maar de vier tafelen voor het brandoffer waren van gehouwen stenen, de lengte een el en een halve, en de breedte een el en een halve, en de hoogte een el; op dezelve nu legde men het gereedschap henen, waarmede men het brandoffer en slachtoffer slachtte.
Ezechiel 41:8En ik zag de hoogte des huizes rondom henen. De fondamenten der zijkameren waren van een vol riet, zes ellen, [de el] tot den oksel toe [genomen].
Amos 2:9Ik daarentegen heb den Amoriet voor hunlieder aangezicht verdelgd, wiens hoogte was als de hoogte der cederen, en hij was sterk als de eiken; maar Ik heb zijn vrucht van boven, en zijn wortelen van onderen verdelgd.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken