H1800 דַּל
ellendige, geringste, gering, mager, onaanzienlijk, armste, zwakker, arm

Bijbelteksten

Spreuken 10:15Des rijken goed is een stad zijner sterkte; de armoede der geringen is hun verstoring.
Spreuken 14:31Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem.
Spreuken 19:4Het goed brengt veel vrienden toe; maar de arme wordt van zijn vriend gescheiden.
Spreuken 19:17Die zich des armen ontfermt, leent den HEERE, en Hij zal hem zijn weldaad vergelden.
Spreuken 21:13Die zijn oor stopt voor het geschrei des armen, die zal ook roepen, en niet verhoord worden.
Spreuken 22:9Die goed van oog is, die zal gezegend worden; want hij heeft van zijn brood den armen gegeven.
Spreuken 22:16Die den arme verdrukt, om het zijne te vermeerderen, [en] den rijke geeft, [komt] zekerlijk tot gebrek.
Spreuken 22:22Beroof den arme niet, omdat hij arm is; en verbrijzel den ellendige niet in de poort.
Spreuken 28:3Een arm man, die de geringen verdrukt, is een wegvagende regen, zodat er geen brood zij.
Spreuken 28:8Die zijn goed vermeerdert met woeker en met overwinst, vergadert dat voor dengene, die zich des armen ontfermt.
Spreuken 28:11Een rijk man is wijs in zijn ogen; maar de arme, die verstandig is, doorzoekt hem.
Spreuken 28:15De goddeloze, heersende over een arm volk, is een brullende leeuw, en een beer, die ginds en weder loopt.
Spreuken 29:7De rechtvaardige neemt kennis van de rechtzaak der armen; [maar] de goddeloze begrijpt de wetenschap niet.
Spreuken 29:14Een koning, die de armen in trouw recht doet, diens troon zal in eeuwigheid bevestigd worden.
Jesaja 10:2Om de armen van het recht af te wenden, en om het recht der ellendigen Mijns volks te roven, opdat de weduwen hun buit worden, en opdat zij de wezen mogen plunderen!
Jesaja 11:4Maar Hij zal de armen met gerechtigheid richten, en de zachtmoedigen des lands met rechtmatigheid bestraffen; doch Hij zal de aarde slaan met de roede Zijns monds, en met den adem Zijner lippen zal Hij den goddeloze doden.
Jesaja 14:30En de eerstgeborenen der armen zullen weiden, en de nooddruftigen zullen zeker nederliggen; uw wortel daarentegen zal Ik door den honger doden, en uw overblijfsel zal hij ombrengen.
Jesaja 25:4Want Gij zijt den arme een Sterkte geweest, een Sterkte den nooddruftige, als hem bange was; een Toevlucht tegen den vloed, een Schaduw tegen de hitte; want het blazen der tirannen is als een vloed [tegen] een wand.
Jesaja 26:6De voet zal ze vertreden, de voeten des ellendigen, de treden der armen.
Jeremia 5:4Doch ik zeide: Zekerlijk, deze zijn arm; zij handelen zottelijk, omdat zij den weg des HEEREN, het recht hun Gods niet weten.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs