H1817 דֶּלֶת
deurvleugels, stukken, deksel (, deurvleugel, poortdeuren, deuren, bladen, deur, poorten
2 Kronieken 29:3 | Dezelve deed in het eerste jaar zijner regering, in de eerste maand, de deuren van het huis des HEEREN open, en beterde ze. |
2 Kronieken 29:7 | Ook hebben zij de deuren van het voorhuis toegesloten, en de lampen uitgeblust, en het reukwerk niet gerookt; en het brandoffer hebben zij in het heiligdom aan den God Israels niet geofferd. |
Nehemia 3:1 | En Eljasib, de hogepriester, maakte zich op met zijn broederen, de priesteren, en zij bouwden de Schaapspoort; zij heiligden ze, en richtten haar deuren op; ja, zij heiligden ze tot aan den toren Mea, tot aan den toren Hananeel. |
Nehemia 3:3 | De Vispoort nu bouwden de kinderen van Senaa; zij zolderden die, en richtten haar deuren op, [met] haar sloten en haar grendelen. |
Nehemia 3:6 | En de Oude poort verbeterden Jojada, de zoon van Paseah, en Mesullam, de zoon van Besodja; deze zolderden zij, en richtten haar deuren op, met haar sloten en haar grendelen. |
Nehemia 3:13 | De Dalpoort verbeterden Hanun, en de inwoners van Zanoah; zij bouwden die, en richtten haar deuren op, [met] haar sloten en haar grendelen; daartoe duizend ellen aan den muur, tot aan de Mistpoort. |
Nehemia 3:14 | De Mistpoort nu verbeterde Malchia, de zoon van Rechab, overste van het deel Beth-cherem; hij bouwde ze, en richtte haar deuren op, [met] haar sloten en haar grendelen. |
Nehemia 3:15 | En de Fonteinpoort verbeterde Sallum, de zoon van Kol-hoze, overste van het deel van Mizpa; hij bouwde ze, en overdekte ze, en richtte haar deuren op, [met] haar sloten en haar grendelen; daartoe den muur des vijvers Schelah bij des konings hof, en tot aan de trappen, die afgaan van Davids stad. |
Nehemia 6:1 | Voorts is het geschied, als van Sanballat, en Tobia, en van Gesem, den Arabier, en van onze andere vijanden gehoord was, dat ik den muur gebouwd had, en dat geen scheur daarin was overgelaten; ook had ik tot dezen tijd toe de deuren niet opgezet in de poorten; |
Nehemia 6:10 | Als ik nu kwam in het huis van Semaja, den zoon van Delaja, den zoon van Mehetabeel (hij nu was besloten), zo zeide hij: Laat ons samenkomen in het huis Gods, in het midden des tempels, en laat ons de deuren des tempels toesluiten; want zij zullen komen om u te doden, ja, bij nacht zullen zij komen, om u te doden. |
Nehemia 7:1 | Voorts geschiedde het, als de muur gebouwd was, dat ik de deuren oprichtte, en de poortiers, en de zangers, en de Levieten werden besteld. |
Nehemia 7:3 | En ik zeide tot hen: Laat de poorten van Jeruzalem niet geopend worden, totdat de zon heet wordt, en terwijl zij daarbij staan, laat hen de deuren sluiten, betast gij ze dan; en dat men wachten zette, inwoners van Jeruzalem, een iegelijk op zijn wacht, en een iegelijk tegenover zijn huis. |
Nehemia 13:19 | Het geschiedde nu, als de poorten van Jeruzalem schaduw gaven, voor den sabbat, dat ik bevel gaf, en de deuren werden gesloten; en ik beval, dat zij ze niet zouden opendoen tot na den sabbat; en ik stelde van mijn jongens aan de poorten, [opdat er] geen last zou inkomen op den sabbatdag. |
Job 3:10 | Omdat hij niet toegesloten heeft de deuren mijns buiks, noch verborgen de moeite van mijn ogen. |
Job 31:32 | De vreemdeling overnachtte niet op de straat; mijn deuren opende ik naar den weg; |
Job 38:8 | Of [wie] heeft de zee met deuren toegesloten, toen zij uitbrak, [en] uit de baarmoeder voortkwam? |
Job 38:10 | Toen Ik voor haar [met] Mijn besluit [de aarde] doorbrak, en zette grendel en deuren; |
Job 41:5 | Wie zou de deuren zijns aangezichts opendoen? Rondom zijn tanden is verschrikking. |
Psalm 78:23 | Daar Hij den wolken van boven gebood, en de deuren des hemels opende; |
Psalm 107:16 | Want Hij heeft de koperen deuren gebroken, en de ijzeren grendelen in stukken gehouwen. |