Richteren 20:1 | Toen togen alle kinderen Israels uit, en de vergadering verzamelde zich, als een enig man, van Dan af tot Ber-seba toe, ook het land van Gilead, tot den HEERE te Mizpa. |
1 Samuel 3:20 | En gans Israël, van Dan tot Ber-seba toe, bekende, dat Samuel bevestigd was tot een profeet des HEEREN. |
2 Samuel 3:10 | Overbrengende het koninkrijk van het huis van Saul, en oprichtende den stoel van David over Israel en over Juda, van Dan tot Ber-seba toe. |
2 Samuel 17:11 | Maar ik rade, dat in alle haast tot u verzameld worde gans Israel, van Dan tot Ber-seba toe, als zand, dat aan de zee is, in menigte; en dat uw persoon medega in den strijd. |
2 Samuel 24:2 | De koning dan zeide tot Joab, den krijgsoverste, die bij hem was: Trek nu om door alle stammen van Israel, van Dan tot Ber-seba toe, en tel het volk, opdat ik het getal des volks wete. |
2 Samuel 24:15 | Toen gaf de HEERE een pestilentie in Israel, van den morgen af tot den gezetten tijd toe; en er stierven van het volk, van Dan tot Ber-seba toe, zeventig duizend mannen. |
1 Koningen 4:25 | En Juda en Israël woonden zeker, een iegelijk onder zijn wijnstok en onder zijn vijgeboom, van Dan tot Ber-seba, al de dagen van Salomo. |
1 Koningen 12:29 | En hij zette het ene te Beth-el, en het andere stelde hij te Dan. |
1 Koningen 12:30 | En deze zaak werd tot zonde; want het volk ging heen voor het ene, tot Dan toe. |
1 Koningen 15:20 | En Benhadad hoorde naar den koning Asa, en zond de oversten der heiren, die hij had, tegen de steden van Israel; en sloeg Ijon, en Dan, en Abel Beth-maacha, en het ganse Cinneroth, met het ganse land Nafthali. |
2 Koningen 10:29 | Maar van de zonden van Jerobeam, den zoon van Nebat, die Israel zondigen deed, na te volgen, week Jehu niet af, [te weten,] van de gouden kalveren, die te Beth-el en die te Dan waren. |
1 Kronieken 2:2 | Dan, Jozef en Benjamin, Nafthali, Gad en Aser. |
1 Kronieken 21:2 | En David zeide tot Joab en tot de oversten des volks: Gaat heen, telt Israel van Ber-seba tot Dan toe, en brengt hen tot mij, dat ik hun getal wete. |
1 Kronieken 27:22 | Over Dan was Azarel, de zoon van Jeroham. Dezen waren de oversten der stammen van Israel. |
2 Kronieken 2:14 | Den zoon ener vrouw uit de dochteren van Dan, en wiens vader een man geweest is van Tyrus, die weet te werken in goud, en in zilver, in koper, in ijzer, in stenen, en in hout, in purper, in hemelsblauw, en in fijn linnen, en in karmozijn, en om alle graveersels te graveren, en om te bedenken allen vernuftigen vond, die hem zal voorgesteld worden, met uw wijzen, en de wijzen van mijn heer, uw vader David. |
2 Kronieken 16:4 | En Benhadad hoorde naar den koning Asa, en zond de oversten der heiren, die hij had, tegen de steden van Israel, en zij sloegen Ijon, en Dan, en Abel-maim, en alle schatsteden van Nafthali. |
2 Kronieken 30:5 | Zo stelden zij zulks, dat men een stem door gans Israel, van Ber-seba tot Dan, zou laten doorgaan, opdat zij zouden komen om het pascha den HEERE, den God Israels, te houden in Jeruzalem; want zij hadden het in lang niet gehouden, gelijk het geschreven was. |
Jeremia 4:15 | Want een stem verkondigt van Dan af, en doet ellende horen van het gebergte van Efraim. |
Jeremia 8:16 | Van Dan af wordt het gesnuif zijner paarden gehoord; het ganse land beeft van het geluid der briesingen zijner sterken; en zij komen daarhenen, dat zij het land opeten en diens volheid, de stad en die daarin wonen. |
Ezechiel 27:19 | Ook leverden Dan en Javan, de omreizer, op uw markten; glad ijzer, kassie en kalmus was in uw onderlingen koophandel. |