H1909 הֲדַדְעֶזֶר
Hadadezer , Hadad-ezer

Bijbelteksten

2 Samuel 8:3David sloeg ook Hadad-ezer, den zoon van Rechob, den koning van Zoba, toen hij heentoog, om zijn hand te wenden naar de rivier Frath.
2 Samuel 8:5En de Syriërs van Damaskus kwamen om Hadad-ezer, den koning van Zoba, te helpen; maar David sloeg van de Syriërs twee en twintig duizend man.
2 Samuel 8:7En David nam de gouden schilden die bij Hadad-ezers knechten geweest waren, en bracht ze te Jeruzalem.
2 Samuel 8:8Daartoe nam de koning David zeer veel kopers uit Betach, en uit Berothai, steden van Hadad-ezer.
2 Samuel 8:9Als nu Thoi, de koning van Hamath, hoorde, dat David het ganse heir van Hadad-ezer geslagen had;
2 Samuel 8:10Zo zond Thoi zijn zoon Joram tot den koning David, om hem te vragen naar [zijn] welstand, en om hem te zegenen, vanwege dat hij tegen Hadad-ezer gekrijgd en hem geslagen had, (want Hadad-ezer voerde steeds krijg tegen Thoi); en in zijn hand waren zilveren vaten, en gouden vaten, en koperen vaten;
2 Samuel 8:12Van Syrie, en van Moab, en van de kinderen Ammons, en van de Filistijnen, en van Amalek, en van den roof van Hadad-ezer, den zoon van Rechob, den koning van Zoba.
2 Samuel 10:16En Hadad-ezer zond heen, en deed de Syriers uitkomen, die op gene zijde der rivier zijn, en zij kwamen te Helam; en Sobach, Hadad-ezers krijgsoverste, [toog] voor hun aangezicht heen.
2 Samuel 10:19Toen nu al de koningen, die Hadad-ezers knechten waren, zagen, dat zij voor Israels aangezicht geslagen waren, maakten zij vrede met Israel, en dienden hen; en de Syriers vreesden de kinderen Ammons meer te verlossen.
1 Koningen 11:23Ook verwekte God hem een wederpartijder, Rezon, den zoon van Eljada, die gevloden was van zijn heer Hadad-ezer, den koning van Zoba,
1 Kronieken 18:3David sloeg ook Hadar-ezer, den koning van Zoba, naar Hamath toe, toen hij heentoog, om zijn hand te stellen aan de rivier Frath.
1 Kronieken 18:5En de Syriers van Damaskus kwamen, om Hadar-ezer, den koning van Zoba, te helpen; maar David sloeg van de Syriers twee en twintig duizend man.
1 Kronieken 18:7En David nam de gouden schilden, die bij Hadar-ezers knechten waren, en hij bracht ze te Jeruzalem.
1 Kronieken 18:8Ook nam David zeer veel kopers uit Tibchath, en uit Chun, steden van Hadar-ezer; daarvan heeft Salomo de koperen zee, en de pilaren, en de koperen vaten gemaakt.
1 Kronieken 18:9Toen Thou, de koning van Hamath, hoorde, dat David de ganse heirkracht van Hadar-ezer, den koning van Zoba, geslagen had;
1 Kronieken 18:10Zo zond hij zijn zoon Hadoram tot den koning David, om hem naar [zijn] welstand te vragen, en om hem te zegenen, vanwege dat hij met Hadar-ezer gestreden, en hem verslagen had (want Hadar-ezer voerde oorlog tegen Thou), en alle gouden, en zilveren, en koperen vaten;
1 Kronieken 19:16Als de Syriers zagen, dat zij voor het aangezicht van Israel geslagen waren, zo zonden zij boden, en brachten de Syriers uit, die aan gene zijde der rivier woonden; en Sofach, de krijgsoverste van Hadar-ezer, [toog] voor hun aangezicht heen.
1 Kronieken 19:19Toen de knechten van Hadar-ezer zagen, dat zij geslagen waren, voor het aangezicht van Israel, zo maakten zij vrede met David, en dienden hem; en de Syriers wilden de kinderen Ammons niet meer verlossen.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs