H1931 הוּא
zelf, het, zij, die, ook, datzelve, dat, dit, deze, hij, zo, dien
Ezechiel 38:17 | Zo zegt de Heere HEERE: Zijt gij die, [van] welken Ik in verleden dagen gesproken heb, door den dienst Mijner knechten, de profeten Israels, die in die dagen geprofeteerd hebben, jaren [lang], dat Ik u tegen hen zou aanbrengen? |
Ezechiel 38:18 | Maar het zal geschieden te dien dage, ten dage als Gog tegen het land Israels zal aankomen, spreekt de Heere HEERE, dat Mijn grimmigheid in Mijn neus zal opkomen. |
Ezechiel 38:19 | Want Ik heb gesproken in Mijn ijver, in het vuur Mijner verbolgenheid: Zo er niet, te dien dage, een groot beven zal zijn in het land Israels! |
Ezechiel 39:8 | Ziet, het komt en zal geschieden, spreekt de Heere HEERE; dit is de dag, [van] welken Ik gesproken heb. |
Ezechiel 39:11 | En het zal te dien dage geschieden, dat Ik aan Gog aldaar een grafstede in Israel zal geven, het dal der doorgangers naar het oosten der zee; en datzelve zal den doorgangers [den neus] stoppen; en aldaar zullen zij begraven Gog en zijn ganse menigte, en zullen het noemen: Het dal van Gogs menigte. |
Ezechiel 39:22 | En die van het huis Israels zullen weten, dat Ik, de HEERE, hunlieder God ben, van dien dag af en voortaan. |
Ezechiel 40:3 | Als Hij mij daarhenen gebracht had, ziet, zo was er een man, wiens gedaante was als de gedaante van koper; en in zijn hand was een linnen snoer, en een meetriet; en hij stond in de poort. |
Ezechiel 44:1 | Toen deed hij mij wederkeren den weg [naar] de poort van het buitenste heiligdom, die naar het oosten zag; en die was toegesloten. |
Ezechiel 44:3 | De vorst, de vorst, die zal in dezelve zitten, om brood te eten voor het aangezicht des HEEREN; door den weg van het voorhuis der poort zal hij ingaan, en door den weg van hetzelve zal hij uitgaan. |
Ezechiel 45:1 | Als gijlieden nu het land zult doen vallen in erfenis, zo zult gij een hefoffer den HEERE offeren, [tot] een heilige plaats, van het land; de lengte zal zijn de lengte van vijf en twintig duizend [meetrieten], en de breedte tien duizend; dat zal in zijn gehele grenzen rondom heilig zijn. |
Ezechiel 45:4 | Dat zal een heilige plaats zijn van het land; zij zal zijn voor de priesteren, die het heiligdom bedienen, die naderen om den HEERE te dienen; en het zal hun een plaats zijn tot huizen, en een heilige plaats voor het heiligdom. |
Ezechiel 45:17 | En het zal den vorst opleggen te [offeren] de brandofferen, en het spijsoffer, en het drankoffer, op de feesten, en op de nieuwe maanden, en op de sabbatten, op alle gezette hoogtijden van het huis Israels; hij zal het zondoffer, en het spijsoffer, en het brandoffer, en de dankofferen doen, om verzoening te doen voor het huis Israels. |
Ezechiel 45:22 | En de vorst zal op denzelven dag voor zichzelven, en voor al het volk des lands, bereiden een var des zondoffers. |
Ezechiel 46:3 | Ook zal het volk des lands aanbidden [voor] de deur derzelve poort, op de sabbatten en op de nieuwe manen, voor het aangezicht des HEEREN. |
Ezechiel 46:16 | Alzo zegt de Heere HEERE: Wanneer de vorst aan iemand van zijn zonen een geschenk zal geven [van] zijn erfenis, dat zullen zijn zonen hebben; het zal hun bezitting zijn in erfenis. |
Ezechiel 48:15 | Maar de vijf duizend, dat [is] hetgeen overgelaten is in de breedte, voor aan de vijf en twintig duizend, dat zal onheilig zijn, voor de stad, tot bewoning en tot voorsteden; en de stad zal in het midden daarvan zijn. |
Daniel 8:21 | Die harige bok nu, is de koning van Griekenland; en de grote hoorn, welke tussen zijn ogen is, is de eerste koning. |
Daniel 8:26 | Het gezicht nu van avond en morgen, dat er gezegd is, is de waarheid; en gij, sluit dit gezicht toe, want er zijn nog vele dagen toe. |
Daniel 10:4 | En op den vier en twintigsten dag der eerste maand, zo was ik aan den oever der grote rivier, welke is Hiddekel. |
Daniel 11:6 | Op het einde nu van [sommige] jaren, zullen zij zich met elkander bevrienden, en de dochter des konings van het Zuiden zal komen tot den koning van het Noorden, om billijke voorwaarden te maken; doch zij zal de macht des arms niet behouden, daarom zal hij, noch zijn arm, niet bestaan; maar zij zal overgegeven worden, en die haar gebracht hebben, en die haar gegenereerd heeft, en die haar gesterkt heeft in die tijden. |