H2266 חָבַר
verbinden, voegen, vergezelschappen zich -, samenvoegen, aaneenrijgen, bevrienden, afzonderlijk verb
Ezechiel 1:11 | Ook waren hun aangezichten en hun vleugelen opwaarts verdeeld; elkeen had er twee samengevoegd aan de andere, en twee bedekten hun lichamen. |
Daniel 11:6 | Op het einde nu van [sommige] jaren, zullen zij zich met elkander bevrienden, en de dochter des konings van het Zuiden zal komen tot den koning van het Noorden, om billijke voorwaarden te maken; doch zij zal de macht des arms niet behouden, daarom zal hij, noch zijn arm, niet bestaan; maar zij zal overgegeven worden, en die haar gebracht hebben, en die haar gegenereerd heeft, en die haar gesterkt heeft in die tijden. |
Daniel 11:23 | En na de vereniging met hem zal hij bedrog plegen, en hij zal optrekken, en hij zal met weinig volks gesterkt worden. |
Hosea 4:17 | Efraim is vergezeld met de afgoden; laat hem varen. |