Job 6:30 | Zou onrecht op mijn tong wezen? Zou mijn gehemelte niet de ellenden te verstaan geven? |
Job 12:11 | Zal niet het oor de woorden proeven, gelijk het gehemelte voor zich de spijze smaakt? |
Job 20:13 | Hij dat spaart, en hetzelve niet verlaat, maar dat in het midden van zijn gehemelte inhoudt; |
Job 29:10 | De stem der vorsten verstak zich, en hun tong kleefde aan hun gehemelte. |
Job 31:30 | (Ook heb ik mijn gehemelte niet toegelaten te zondigen, mits door een vloek zijn ziel te begeren). |
Job 33:2 | Zie nu, ik heb mijn mond opengedaan; mijn tong spreekt onder mijn gehemelte. |
Job 34:3 | Want het oor proeft de woorden, gelijk het gehemelte de spijze smaakt. |
Psalm 119:103 | Hoe zoet zijn Uw redenen mijn gehemelte geweest, meer dan honig mijn mond! |
Psalm 137:6 | Mijn tong kleve aan mijn gehemelte, zo ik aan u niet gedenke, zo ik Jeruzalem niet verheffe boven het hoogste mijner blijdschap! |
Spreuken 5:3 | Want de lippen der vreemde [vrouw] druppen honigzeem, en haar gehemelte is gladder dan olie. |
Spreuken 8:7 | Want Mijn gehemelte zal de waarheid bedachtelijk uitspreken, en de goddeloosheid is Mijn lippen een gruwel. |
Spreuken 24:13 | Eet honig, mijn zoon! want hij is goed, en honigzeem is zoet voor uw gehemelte. |
Hooglied 2:3 | Als een appelboom onder de bomen des wouds, zo is mijn Liefste onder de zonen; ik heb groten lust in Zijn schaduw, en zit er [onder], en Zijn vrucht is mijn gehemelte zoet. |
Hooglied 5:16 | Zijn gehemelte is enkel zoetigheid, en al wat aan Hem is, is gans begeerlijk. Zulk een is mijn Liefste; ja, zulk een is mijn Vriend, gij dochters van Jeruzalem! |
Hooglied 7:9 | En uw gehemelte als goede wijn, die recht tot mijn Beminde gaat, doende de lippen der slapenden spreken. |
Klaagliederen 4:4 | [Daleth.] De tong van het zoogkind kleeft aan zijn gehemelte van dorst; de kinderkens eisen brood, er is niemand, die [het] hun mededeelt. |
Ezechiel 3:26 | En Ik zal uw tong aan uw gehemelte doen kleven, dat gij stom worden zult, en zult hun niet zijn tot een bestraffenden man; want zij zijn een wederspannig huis. |
Hosea 8:1 | De bazuin aan uw mond; [hij komt] als een arend tegen het huis des HEEREN; omdat zij Mijn verbond hebben overtreden, en zijn tegen Mijn wet afvallig geworden. |