H2555 חָמָס
ongelijk, geweldenarij, gewelddaad, onrecht, geweld, misdadig, wrevelig, wrevel
Psalm 72:14 | Hij zal hun zielen van list en geweld bevrijden, en hun bloed zal dierbaar zijn in zijn ogen. |
Psalm 73:6 | Daarom omringt hen de hovaardij als een keten; het geweld bedekt hen [als] een gewaad. |
Psalm 74:20 | Aanschouw het verbond; want de duistere plaatsen des lands zijn vol woningen van geweld. |
Psalm 140:2 | Red mij, HEERE! van den kwaden mens; behoed mij voor den man alles gewelds; |
Psalm 140:5 | Bewaar mij, HEERE! van de handen des goddelozen; behoed mij van den man alles gewelds; [van hen,] die mijn voeten denken weg te stoten. |
Psalm 140:12 | Een man van [kwade] tong zal op de aarde niet bevestigd worden; een boos man des gewelds, dien zal men jagen, totdat hij geheel verdreven is. |
Spreuken 3:31 | Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen. |
Spreuken 4:17 | Want zij eten brood der goddeloosheid, en drinken wijn van enkel geweld. |
Spreuken 10:6 | Zegeningen zijn op het hoofd des rechtvaardigen; maar het geweld bedekt den mond der goddelozen. |
Spreuken 10:11 | De mond des rechtvaardigen is een springader des levens; maar het geweld bedekt den mond der goddelozen. |
Spreuken 13:2 | Een ieder zal van de vrucht des monds het goede eten; maar de ziel der trouwelozen het geweld. |
Spreuken 16:29 | Een man des gewelds verlokt zijn naaste, en hij leidt hem in een weg, die niet goed is. |
Spreuken 26:6 | Hij snijdt [zich] de voeten af, [en] drinkt geweld, die boodschappen zendt door den hand van een zot. |
Jesaja 53:9 | En men heeft Zijn graf bij de goddelozen gesteld, en Hij is bij den rijke in Zijn dood geweest, omdat Hij geen onrecht gedaan heeft, noch bedrog in Zijn mond geweest is. |
Jesaja 59:6 | Hun webben deugen niet tot klederen, en zij zullen zichzelven niet kunnen dekken met hun werken; hun werken zijn werken der ongerechtigheid, en een maaksel des wrevels is in hun handen. |
Jesaja 60:18 | Er zal geen geweld meer gehoord worden in uw land, verstoring noch verbreking in uw landpale; maar uw muren zult gij Heil heten, en uw poorten Lof. |
Jeremia 6:7 | Gelijk een bornput zijn water opgeeft, alzo geeft zij haar boosheid op; geweld en verstoring wordt in haar gehoord, weedom en plaging is steeds voor Mijn aangezicht. |
Jeremia 20:8 | Want sinds ik spreke, roep ik uit, ik roep geweld en verstoring; omdat mij des HEEREN woord den gansen dag tot smaad en tot schimp is. |
Jeremia 51:35 | Het geweld, dat mij en mijn vlees is aangedaan, zij op Babel! zegge de inwoneres van Sion; en mijn bloed zij op de inwoners van Chaldea! zegge Jeruzalem. |
Jeremia 51:46 | En opdat ulieder hart misschien niet week worde, en gij vreest van het gerucht, dat gehoord zal worden in het land; want er zal een gerucht komen in het [ene] jaar, en daarna een gerucht in het [andere] jaar; en er zal geweld zijn in het land, heer over heer. |